maandag 31 mei 2010

"Voorwerpen door mij opgeraapt van de slagvelden"


Kort voor de Eerste Wereldoorlog bestond er een toenemende wens bij de Generale Staf, en vooral bij Generaal Snijders, om meer te weten te komen over de militaire handel en wandel van de landen om ons heen. De militaire inlichtingendienst bestond nog niet echt. Een van de manieren om inlichtingen te verzamelen was door middel van bezoekjes en reisjes van hoge militairen aan andere landen, wat in 1916 een meer officiële status kreeg door de instelling van militaire attachés. Onze militaire attaché in Berlijn was Luitenant-Generaal (toen nog Luitenant-Kolonel) F.T.J. Muller-Massis. Al voor de oorlog, in 1908, was hij op pad geweest om de Duitse havens aan de Eemmonding te verkennen, tijdens de oorlog bezocht hij vele slagvelden, zowel aan oost- als westfront.

In 1933 schonk Muller-Massis aan het Legermuseum "eene verzameling stalen helmen en gasmaskers van verschillende legers die aan de wereldoorlog deelnamen. Deze voorwerpen werden door mij als militair attaché op de slagvelden opgeraapt. Voorts bezit ik nog het Duitsche gasmasker, dat mij in mijne bovengenoemde functie werd verstrekt en door mij aan de verschillende fronten werd gedragen".

Hoewel hij aanvankelijk de bedoeling had om de voorwerpen zelf per auto naar Doorwerth te brengen, liet hij uiteindelijk de verzending over aan de Directeur voor het Materieel der Landmacht. Het materiaal werd ontvangen op 16 oktober 1933 en omvatte volgens de paklijst:
6 helmen, 4 hulzen van geschutpatronen, 1 verbandpakje, 5 Oostenrijkse insignes, 1 opvouwbare Fransche lantaarn, 1 bajonet, 4 gasmaskers in doos of trommel, 2 bodems van granaten, 2 buizen, 1 groote houder met Italiaansche mitrailleurpatronen, 2 kartonnen doosjes met patronen, 2 houders met 3 patronen, 2 houders met 5 patronen, 1 houder met 4 patronen, 1 houder met 1 patroon en 3 ledige hulzen, 1 houder met 5 ledige hulzen Type K.


Een maand later vroeg Muller Massis zich af of de etiketten aan zijn schenkingen bij aankomst nog wel aan de voorwerpen zaten. Weer een jaar later kwam opnieuw een brief van de Generaal, waarin hij zich afvroeg of zijn schenkingen überhaupt ooit wel bij het museum waren aangekomen, omdat ze niet in de jaarverslagen stonden vermeld.
In het jaarverslag van 1935 gaat Generaal Hoefer in op deze kwestie en zet hij de zaak recht met de volgende woorden:

Een groote, bijna onvergeeflijke fout heb ik, directeur, begaan. Ik vergat in het Jaarverslag over 1934 de geschenken te vermelden, die wij ontvingen van den Luitenant-Generaal T. F. J. Muller Massis. Is dit verzuim in hooge mate laakbaar, wat de persoon betreft, die steeds zoo het Legermuseum waardeert, niet minder geldt dit wat de geschonken voorwerpen op zich zelf betreffen. Deze toch vertegenwoordigen een stuk geschiedenis.
Generaal, wil mij vergeven !


Deze voorwerpen zijn :
Eene verzameling patronen, hulzen en buizen, verschoten aan de verschillende fronten tijdens den wereldoorlog.
Een Oostenrijksche helm, in 1917 gevonden bij Triest.
Een Fransche helm, in 1918 gevonden bij Soissons.
Een Italiaansche helm, in 1917 gevonden bij de Isonzo.
Een Engelsche helm, in 1916 gevonden in het voorterrein van Yperen.
Een doorboorde Russische helm, zonder adelaar, na de revolutie, in 1917 gevonden Oostelijk van Riga.
Een Duitsche helm, in 1917 ontvangen te Montmedy.
Een Italiaansch verbandpakje, in 1918 gevonden bij de Isonzo.
Een Roemeensche bajonet, in 1916 opgeraapt op het slagveld bij Predzal, in de Transsijlvanische Alpen.
Een Fransch-gasmasker, Mei 1918 opgeraapt bij Soissons.
Een Russisch gasmasker, in 1917 gevonden Oostelijk van Riga.
Een Italiaansch gasmasker, in 1917 gevonden bij de Tagliamento.
Een Fransche opvouwbare loopgraaflantaarn, Mei 1918 gevonden bij Soissons.
Een Duitsch gasmasker, behoord hebbende aan en gedragen door den toenmaligen Luitenant-Kolonel T. F. J. Muller Massis, als militair-attaché aan de verschillende oorlogsfronten, in 1916—1918.
Eene verzameling Oostenrijksch-Hongaarsche distinctieven, gedragen in den wereldoorlog.

Hier worden de voorwerpen nog eens gedetailleerd opgesomd. Hierdoor krijgen we ook een idee welke slagvelden Muller-Massis als militair attaché allemaal heeft bezocht. Het baantje van militair-attaché werd in 1920 wegbezuinigd, maar daar staat tegenover dat hij in 1922 de nieuwe commandant van het Nederlandse veldleger werd.

Duitse hulzen van de Roemenen en Russische projectielen van Oesel

Een klein vervolg op de schenkingen van Luitenant-Generaal Muller-Massis, over voorwerpen die hij had opgeraapt van de slagvelden schreef hij op 28 april 1933:

"Ook heb ik nog hulzen van projectielen van Duitsch fabrikaat, waarmede de Roemenen de Duitschers hebben beschoten. Als zoodanig merkwaardig! Ik bracht deze mede uit Zevenbergen. Ook ben ik in het bezit van kleine projectielen voor luchtafweergeschut, behoorend bij de zware Russische kustbatterij van het eiland Oesel in de Oostzee, van daar door mij medegenomen".

Duitse landing op Oesel



Om na de inname van Riga ook gebruik te kunnen maken van de aanvoerroute over zee moesten de Duitsers enkele eilanden in de Oostzee in handen zien te krijgen. Daarom hebben ze in 1917 een landing uitgevoerd op Oesel. Oesel heet nu Saaremaa en hoort bij Estland.
Muller Massis spreekt over projectielen van luchtafweergeschut dat hoorde bij een zware batterij. De Russen hadden hun zware batterijen van 30,5 cm op het puntje van het schiereiland Sworbe staan. Ze hielden daarmee de hele zeestraat onder schot
Een beeld van de ligging geeft een kaartje uit de Amsterdam-Boek serie.

In het Militärarchiv in Freiburg ben ik ooit bij toeval op een dossier gestuit over de Duitse landing op Oesel. Het was een verzameling documenten van Ersatz Pionier-Bataillon 9 en ik maakte er toen de volgende aantekening van:

PH 14/14
Bericht des Ersatz Pi.B.9 über Teilnahme an dem Unternehmen gegen die Insel "Oesel" 1917
uitvoerig met tekeningen van bruggen, fotoreportage van schepen en landing, luchtfoto's.
25 pagina's tekst + veelvoud aan bijlagen


Ik heb er nooit iets mee gedaan, alleen opgeschreven dat het er was. Dus: voer voor onderzoekers.

Schenkingen van Muller-Massis:
Archiefreferenties 0839-0018 en 0837-0020
Jaarverslag Legermuseum 1935

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

donderdag 27 mei 2010

Völklinger Hütte - Café Umwalzer


Het hele gedoe rondom dat Saarland was begonnen na de Eerste Wereldoorlog. Frankrijk zocht en vond compensatie voor de vernielde mijnbouwgebieden bij Briey en Longwy. Het kreeg 15 jaar het gebruik van de mijnindustrie in het Saarland.
Begin negentiger jaren bezocht ik de mijngebieden daar en in Lotharingen, in de hoop het oude vervallen industrieel erfgoed te kunnen fotograferen. Maar ik kwam te laat. De crisis in de staalindustrie in de zeventiger jaren had de hele industrie weggevaagd, met kale en lege vlakten in het landschap tot gevolg.
Langs de Saar was een complex van een mijn, hoogovens en walserij bewaard gebleven, genaamd “Völklinger Hütte”. Het was de bedoeling er een museale functie aan te geven en het open te stellen voor publiek. Toen ik er was, was het eigenlijk nog niet echt open maar er werden al wel mondjesmaat kleine groepjes rondgeleid. Ik had me aangemeld voor deelname aan zo’n rondleiding. Voor aanvang had ik nog een half uurtje tijd over en bracht die door in een café dat was ingericht in één van de gebouwen van de voormalige walserij. “Café Umwalzer” heette het, ik zal het nooit vergeten. Prachtig woordgebruik zoals dat alleen in het Duits kan. Achter de bar stond een jongedame met knalgroene contactlenzen, zojuist geland van outer-space.
Het kwam in die tijd wel meer voor dat oude industriecomplexen in beslag genomen werden door alternatievelingen met fluorescerende ogen. Dat Café Umwalzer schijnt nu een bekend poppodium te zijn.

Na de rondleiding over het industrielandschap zei de gids tegen me:
“Zo, nu heb je een machtige hoeveelheid oud roest gefotografeerd.”
Ik vroeg hem hoe ze van plan waren dit complex van staal en ijzer te gaan behouden voor het nageslacht.
“We laten het gecontroleerd vervallen”, was het antwoord. Mooi gevonden, gecontroleerd laten vervallen. Is dat niet een andere term voor “Niets meer aan doen”?



Officiële site van de Völklinger Hütte:
http://www.voelklinger-huette.org/

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

maandag 24 mei 2010

Nederlandsch Contingent Saartroepen



Ooit gehoord van een Nederlandse missie naar het Saarland? Kans is groot van niet, maar toch was ie d'r. In 1935 werd in het Saarland een referendum gehouden. Wilde men terug bij Duitsland of verder met Frankrijk? Het verdrag van Versailles had Frankrijk voor 15 jaar het bestuur over het Saarland gegeven, bedoeld om de vernielde Lotharingse industrie te compenseren. Toen de 15 jaren om waren moest gestemd worden. Nederland leverde samen met Zweden, Groot-Britannië en Italië troepen om de verkiezingen ordelijk te laten verlopen.
De Nederlandse troepen vertrokken in december 1934 naar het Saarland. Op 13 januari was de stemming, waarbij 90% van de stemmers voor aansluiting met Duitsland koos, en in februari 1935 gingen onze jongens weer naar huis. Was dit de kortste internationale actie uit onze geschiedenis?
Het zogenaamde Nederlandsche Contingent Saartroepen, samengesteld uit 250 man van het Korps Mariniers, was voor twee maanden gestationeerd in Saarbrücken. Nog voor dat de Nederlanders naar huis kwamen had het Legermuseum, in de persoon van Graaf van Limburg Stirum, al gevraagd om souvenirs voor het museum. Een briefkaart van commandant de Bruyne uit Saarbrücken gaf het antwoord:

"Ik heb van den beginne af aan mijn adjudant verzocht een archief bij te houden van alles wat hier aan gedenkwaardigs voorviel. Hij deed dat, maar het bul wat daarmee geboren wordt is bestemd voor 't Korps Mariniers.
Ik weet bij god niet wat ik jou zou kunnen verstrekken. De merkwaardigheden van de stemming zelf, zoals stembussen, stempels, etc. etc. waren een uur na de uitslag gestolen door nieuwsgierigen of zivilisten die iets gedenkwaardigs wilden meenemen. Neen, ik geloof dat ik je moeilijk aan iets helpen kan wat de moeite waard is. Maar je zult begrijpen dat ik geen tijd had om aan museumbullen te gaan spenderen."


Toch kwam er aan het einde van de missie iets naar het Legermuseum. Adjudant J.A.J. de Bruyn stuurde twee landkaarten die in het bureau van de commandant in het Nederlands hoofdkwartier in Saarbrücken aan de wand hadden gehangen. Een kaart 1 : 10.000 met daarop aangegeven de gebiedsgrenzen van de verschillende contingenten, en een kaart 1 : 50.000 waarop het plan de campagne werd uitgezet, "door ons zelf ingeschetst voor het gebruik" schrijft adjudant de Bruyn.
In het jaarverslag van 1935 is ook nog sprake van een serie foto's van de troepen van de verschillende contingenten, maar daar wordt in zijn brief met geen woord over gerept.

Helaas, ook na herhaald zoeken hebben we ze niet meer kunnen vinden, die kaarten. We hebben eigenlijk helemaal niets meer van dit stukje Nederlandse militaire mini-geschiedenis. Behalve dan een mooie stempel op de brief van de adjudant. Jammer dat iemand er een perforatiegaatje doorheen heeft geslagen.
En er is in onze collectie wel een foto van het Contingent Saartroepen (objectnummer 00153833) maar van een geheel andere schenker en schenkingsdatum.

Het "bul" voor het Korps Mariniers in via een omweg bij het Nationaal Archief terechtgekomen. Daar is nog wel iets te vinden over deze Saarmissie. Twaalf centimeter archief. Maar wat zien we daar onder inventarisnummer 7 ? Twee kaarten. Da's ook sterk....
Maar nee, het zijn toch niet onze kaarten. Een kaart 1 : 10.000 van Saarbrücken en 1 : 100.000 van Bezirk Homburg.
Ik vond op internet een plaatje van een stembiljet. Misschien een van die gejatte exemplaren.


Archiefreferentie 0837-0014

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

donderdag 20 mei 2010

Glazen bollen voor de Zeeuwse kust


Bij het Legermuseum arriveerde op 26 november 1919 een brief van kapitein der infanterie A.Keijzer uit Den Haag. De kapitein gaf te kennen dat hij sinds kort verhuisd was en nu met een groot aantal voorwerpen zat die hij niet meer kon plaatsen en die wellicht in het museum een plaatsje zouden kunnen krijgen. Onder de opsomming van artikelen, van vooral uniformstukken, bevond zich de volgende, aanvankelijk wat raadselachtige vermelding:
"2 glazen bollen, zoals aan de Zeeuwsche kust aanspoelden, wellicht van duikbootnetten?"

Dat vraagteken intrigeerde me. De kapitein wist zelf ook niet zeker wat het was. Het leek me een sterk verhaal. Glazen bollen als drijvers? Glas leek me te kwetsbaar, bovendien spiegelt het in het zonlicht. Een snelle google-actie leverde ook alleen maar metalen vaten en houtwerk op als drijvers voor duikbootnetten. Tot ik stuitte op een on-line boekje:
NOTES ON ANTI-SUBMARINE DEFENSES
Navy Department Office of Naval Intelligence, May 1917
Washington Government Printing Office 1917
http://www.history.navy.mil/library/online/onipubno08.htm

En hierin staat inderdaad een plaatje met een methode voor het bevestigen van glazen drijvers, verpakt in een vlechtwerkje.
Op deze site staan nog veel meer aardige gedigitaliseerde boekjes over (amerikaanse) maritieme onderwerpen:
http://www.history.navy.mil/library/online/readingroom.htm

Schenking A Keijzer: Archiefreferentie 0841-0018

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

maandag 17 mei 2010

De Eerste Schenking


Laten we maar op z'n Amerikaans beginnen. Amerikanen houden van records. De beste, de grootste, de hoogste, de duurste, de snelste, nee de eerste schenking dateert van 1 juni 1913. Dat wil zeggen: de eerste schenking aan het museum waarvan een brief bewaard is gebleven. Of er daarvoor nog iets gebeurd is weet zelfs het archief niet.
Op verzoek van Generaal Hoefer stelden de Gebroeders van Cleef, Boekhandelaars en Uitgevers te 's Gravenhage, een exemplaar ter beschikking van "Uniformen van de Nederlandsche Zee- en Landmacht". Wie nu in de bibliotheekcatalogus kijkt zal meerdere exemplaren van dit werk aantreffen. Het zou aardig zijn om uit te vinden of dit eerste exemplaar daar ook nog tussen zit.
Markeert dit vlekkerige, handgeschreven briefje het begin van onze bibliotheek?

Archiefreferentie: 0841-0001

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

“Heb je nog iets leuks ontdekt?”

Deze vraag is me sinds het begin van mijn archiefwerk bij het Legermuseum al vaak gesteld. En terecht want er valt inderdaad veel leuks te ontdekken tussen de oude papieren. Niet altijd van historisch belang maar wel vaak anekdotisch, opmerkelijk of grappig.
Het zou toch jammer zijn als al die verhalen weer in de vergetelheid zouden raken. Iemand moet ze vertellen. Ik wil hier met enige regelmaat zo'n archief-gem naar voren halen. Bronmateriaal in overvloed.
Het gaat soms om raadselachtige zaken waarvan de relatie met museumobjecten verloren is gegaan. Misschien is er iemand, bij wie tijdens het lezen een lichtje gaat branden waardoor er alsnog een plaatje bij het verhaaltje te vinden is.
Het zal hier niet alleen maar over het archief gaan. Ik veroorloof me ook andere onderwerpen aan te snijden als dat zo uitkomt, uit mijn eigen herinnering of iets uit de actualiteit. Het is eerst en vooral een persoonlijk weblog, dus vanuit mijn eigen beleving geschreven.

Genoeg geïntroduceerd, ge moet het gaan ervaren. Ik weet zelf ook nog niet welke kant het uit zal gaan. Het wordt tijd om met Hard Papier van start te gaan.

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives