dinsdag 26 oktober 2010

De dekselmaniak


Enig idee waar dit is? Nee? Toch is de kans groot dat een deel van het personeel er dagelijks overheen loopt. Dit fraaie deksel ligt voor de deur van de Paardenmarkt.

HYDRANT SYSTEEM HALBERTSMA
WATERLEIDING 1890
Cie. Gle. DES CONDUITE D'EAU LIEGE

Al sinds jaar en dag heb ik een fascinatie voor putdeksels. Er zijn zoveel verschillende! Ik kan geen stad bezoeken zonder de straten af te struinen op zoek naar nieuwe deksels.
Is dat nou lastig, zo'n afwijking? Een beetje wel. Ik ben in steden geweest, in binnen en buitenland, waar ik naar de grond starend doorheen ben gelopen zonder verder iets van de stad te zien. Rome bijvoorbeeld. Het schijnt een mooie stad te zijn. Ik kan het alleen maar beamen als het gaat over putdeksels. Je komt er de meest vreemde deksels tegen. Hele grote van meer dan een meter, hele kleine, rare vormen, driehoekige, deksels met scharnierende delen, gebroken deksels, deksels met taalfouten. Nou ja taalfouten zijn het eigenlijk niet, maar fabricagefouten. Letters in spiegelbeeld en dat soort dingen. Zo'n deksel wordt op z'n kop gegoten dus als je niet oplet bij het maken van de mal dan staan de letters verkeerd om. Maar wel typisch Italiaans om ze dan ook gewoon in de straat te leggen.
Een andere curiositeit in Rome zijn de deksels uit het Mussolini tijdperk, met symbolen die tijdens het fascisme in zwang waren, zoals de fasces met bijl. Stamt uit de tijd van de Romeinen schijnt het, vertegenwoordigers van de magistratuur droegen de bijl mee als teken van macht over leven en dood, en als er een vonnis moest worden voltrokken ging daarmee de kop er af. Met takken uit de bundel kreeg het slachtoffer vooraf eerst nog een aframmeling. Waar is dat beter op zijn plaats dan in Rome. (Hoewel je het symbool bij de Amerikanen ook nog regelmatig tegenkomt, op de toegangspoorten van de militaire begraafplaatsen.)


Ook aardig zijn de deksels op het Sint Pietersplein. Jawel, Vaticaanstad heeft zijn eigen putdeksels. Je kan er soms de geschiedenis van een stad uit aflezen. Een deksel met "Wasserleitung" in Metz is een mooi document uit de Duitse periode van de stad, 1870-1918. Niet alleen de deksels zelf zijn belangrijk, maar ook hoe ze in de staat zijn ingepast, en de compositie die ze maken als ze met meerdere bij elkaar liggen. Mijn mooiste dekselfoto is een compositie van deksels in het plein voor het legermuseum in Brussel. Een hele familie, in de regen, met een interessant bestratingspatroon er omheen geknutseld.


Lange tijd heb ik gedacht dat ik alleen was met deze afwijking en durfde er niet over te praten, maar nu weet ik wel beter. Het eerste vermoeden dat er meer aan de hand was kreeg ik door de vondst van een Amerikaans boekje over "manhole covers", zoals ze daar heten. We zien in gedachten een Felix the Cat strip waar iemand al krantlezend over straat loopt en in een openliggende put stapt. In het boekje ging het over "charcoal rubbings". Dus dat ging nog een stapje verder. Niet alleen een foto maken van een deksel, maar met een vel papier en een stuk houtskool een afdruk van zo'n deksel maken. Zoals we vroeger op school deden met een muntje. Velletje papier uit je schriftje scheuren, over een muntje heen leggen en dan met een potlood erover krassen, totdat het hoofd van Juliana verscheen. (In mijn tijd was het Juliana).
Ik zie mezelf nog niet op straat zitten om een charcoal-rubbing te maken. Voor je het weet ben je platgereden. Ik heb het wel eens gedaan met opschriften op grafstenen op militaire begraafplaatsen. Wel veiliger, maar dat is toch weer een heel ander verhaal.

Internet veranderde alles. Er zijn nu communities met deksel-maniakken van over de hele wereld en er is een Russische site met duizenden en duizenden afbeeldingen van deksels. Je kan zien hoe de deksels in Japan er uit zien, met stripverhalen in kleur er op. Je kan ze nu gewoon downloaden, maar dat is niet de bedoeling natuurlijk. Voor mij geldt dat ik er zelf gestaan moet hebben.
Ik zit nog met honderden dia's die ik eigenlijk gedigitaliseerd zou willen hebben. Is er iemand die dat even voor mij wil doen? Dan begin ik daarna mijn eigen virtuele dekselmuseum.

Hier enkele putdeksel-series op flickr en een eigen diareeks Italiaanse deksels op picasa:
http://www.flickr.com/photos/rienkmebius/sets/72157620239759875/
http://www.flickriver.com/groups/83383011@N00/pool/interesting/



Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

woensdag 20 oktober 2010

Een onverwachte gebeurtenis


Vandaag was er een onverwachte gebeurtenis. Al van voor mijn komst bij het museum stond er in mijn kamer een ladekast waarvan de laden niet meer opengingen. De sleutel was in het slot afgebroken. Ik had al eens met een tangetje gepeuterd en zelfs licht geweld gebruikt, maar er was geen beweging te krijgen in de vier laden. Nu waren er gisteren twee mensen van de technische dienst in de buurt, voor het versjouwen van een bureau, en die wisten wel raad. Met de grootste schroevendraaier die het museum rijk is verfrommelden ze de ladefronten binnen de kortste keren als een leeg colablikje.
Nu had ik niet echt verwacht een lang verborgen schat aan te treffen, maar de inhoud van de kast was ronduit teleurstellend. Vier laden barstensvol met lege hangmappen.
Totdat ik vandaag nog eens één voor één alle mappen naliep. Er bleek er toch zo maar één tussen te zitten waar wél iets in zat. Zes fotoansichtkaarten en een brief.

De zes fotoansichtkaarten zijn uit de mobilisatieperiode 1914-1918, en tonen groepjes Nederlandse militairen, op een aantal kaarten vergezeld van enkele burgers. De begeleidende brief is uit 1994 en hieruit blijkt dat de kaarten een schenking zijn van een streekarchief, waarvan ik de naam niet zal noemen want het is toch een beetje een genante zaak dat het materiaal zo verloren is geraakt.

Het is me niet helemaal duidelijk of alle kaarten van dezelfde persoon afkomstig zijn, of aan dezelfde persoon geadresseerd waren, want ik zie twee verschillende handschriften en maar één adres. Twee kaarten zijn in ieder geval van ene Jan, die de kaarten als volgt beschreef:

Waarde Ouders
Bij deze meld ik u, goed overgekomen te zijn om 3 uur. En het kiekje is niet goed uitgevallen. Nu, brief volgt, moet op wacht.
Gegroet
Jan


en de tweede lijkt er sterk op maar dan net even anders:


Waarde Ouders
Bij deze stuur ik u het kiekje. Goed uitgevallen hè. Nu ik moet op wacht.
Dag


De kaarten hebben geen adres en geen poststempel dus zijn waarschijnlijk verstuurd in een envelop.
De eerste kaart is een beetje donker en misschien dat hij daarom niet goed beviel, maar eigenlijk mankeert er niet zo veel aan. Het is een groep van zes soldaten, en een moeder met twee kleine kinderen. Een van de soldaten heeft een kind op schoot en zou misschien de vader kunnen zijn. De tweede kaart laat vijf soldaten zien en drie burgers, waarvan een man en twee vrouwen. De man en een van de soldaten hebben bij wijze van grap hun hoofddeksel verwisseld, maar ze kijken er uiterst serieus bij. Er zijn in ieder geval drie soldaten die op beide foto's staan, van de rest ben ik niet zeker. Twee van die drie soldaten zouden wel broers van elkaar kunnen zijn zo veel lijken ze op elkaar. De foto's lijken ook voor dezelfde bakstenen muur genomen te zijn.


Een derde beschreven kaart, in een ander handschrift, is wel echt verstuurd en draagt het poststempel Tilburg, 3.X.17. 3-4 N *7*
De stempelkundigen weten dat het stempel een typenraderstempel is met uur-, dag-, maand-, en jaaraanduiding in de middelste balk. Na de datum 3 oktober 1917 staat de aanduiding 3-4 voor het tijdvak en de N voor namiddag. De sterretje 7 sterretje aanduiding is een volgnummer om te kunnen vaststellen door wie de kaart is gestempeld. Ja mensen, toen hadden we nog posterijen en postkantoren en postbodes en zo. Ook deze portovrije veldpost werd uiteindelijk bezorgd door de reguliere PTT. De kaart is gericht aan Mejuffrouw A.Carléé in Amsterdam en getekend met :

Hartelijk Gegroet, Mil. J.B.Carléé. 7-2-1-4e Divisie, Veldleger.
Op deze foto staan zeven soldaten voor een tent. Het model wigwam. Ik heb ook een foto van mijn eigen opa voor zo'n tent, met zijn voeten in een teiltje met water.
In deze groep van zeven soldaten meen ik weer de twee broers te herkennen. De twee pijprokende types op de eerste rij. En het zouden zo maar broers van Eric Hulzebosch kunnen zijn als ze nu geleefd hadden.

De andere kaarten zijn niet beschreven en zijn van grotere groepen soldaten. Tussen een van de groepen ook weer een aantal burgers, een klein tafeltje waar gebruiksgoederen op zijn uitgestald. Als ik door een loep kijk dan zie ik een sigarendoosje, twee fotolijstjes, een paar pakken levensmiddelen, iets waarop "Het Leven" gedrukt staat, een doosje met de letters HZK.
Volgende week zal ik de hele zaak overdragen aan Theo, dan kan het met een vertraging van zo'n zestien jaar alsnog in de collectie worden opgenomen.





Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

woensdag 13 oktober 2010

Géén kanon voor het Legermuseum


Dat een verwerving van een object ook wel eens niet lukt blijkt uit het volgende geval. Toen ik de bovenstaande tekening voor het eerst zag dacht ik dat het ging om een plattegrond van een ruimte, zoiets als een opstelling voor een tentoonstelling. Maar nee, het bleek te gaan om een kanon. Het is een schild van een kanon recht van voren gezien.
De tekening is een bijlage bij een brief van Cadet-Sergeant J.C.Hopperus Buma, van 23 december 1946, waarin het Legermuseum attent gemaakt wordt op een kanon dat mogelijk een aanwinst voor het museum zou kunnen zijn. In zijn eigen woorden:

"Enige tijd na de wapenstilstand van 7 mei 1945 kwam hier in Deventer een Engelse bezetting. Deze beschikte o.a. over enige stukken P.A.G. Het viel mij terstond op, dat zich onder hun six-pounders ook een Duits stuk P.A.K. bevond. Het is een van die kanonnen van 3,7 cm waarmee de Duitse stormtroepen bewapend waren. Het heeft iets van onze P.A.G. van 4,7 cm, alleen zijn deze stukken van een pantserplaat voorzien. Interessant is dat het door de Engelsen op de Duitsers is veroverd, en daarna in de gehele verdere veldtocht tegen de Duitsers is gebruikt. Op zichzelf geen zeldzaam exemplaar, is het in militair historisch opzicht zeer de moeite waard, daar de bedienende manschappen, op het pantserschild geschilderd hebben aan welke gevechtshandelingen het stuk heeft deelgenomen. Bovendien zijn er vele emblemen van Engelse regimenten op geschilderd. Bijgaand schetsje geeft U hiervan een indruk.
Er zijn plannen om het stuk in het Waagmuseum te Deventer te plaatsen. Volgens mij echter komt het stuk meer in aanmerking om in het Legermuseum geplaatst te worden, daar het hier niet plaatselijke of gewestelijke historie betreft, maar iets van algemeen militair historische aard. Bovendien is het, aan de zijde van het Waagmuseum, nu al een jaar lang bij plannen gebleven, en staat het stuk te roesten op het binnenplein van het Stadhuis te Deventer.
De Engelsen hebben bij hun vertrek, de banden en richtapparaten van het kanon afgesloopt. Overigens verkeert het stuk in redelijken staat. Indien U met mij eens bent, dat dit stuk voor het nageslacht moet worden bewaard, zoudt u zich met de Burgemeester van Deventer in verbinding kunnen stellen."


De directeur van het Legermuseum is het inderdaad met de briefschrijver eens, en onderneemt de nodige stappen om het stuk in bezit te krijgen, maar blijkbaar is de burgemeester van Deventer niet de enige die beslist over het lot van het kanon. Op 17 mei 1947, dus 5 maanden later, komt een brief van Luitenant-Kolonel Siliacus, Hoofd van de Dienst van den Kwartiermeester-Generaal, Dienst Beheer Achtergelaten Materieel. Alleen zo'n dienst en zo'n titel al, verklaren een beetje de maandenlange procedure. Hij bericht:

"...dat ik heden te Deventer den bewusten vuurmond heb aangetroffen op het terrein van de gemeentepolitie onder welks bewaking hij gesteld is. De beschrijving, zooals gegeven door den cadet-sergeant J.C.Hopperus Buma is juist; aan den vuurmond ontbreken echter de richtmiddelen, het sluitstuk met uitwerper, de luchtbanden, onderdelen en verwisselstukken.
Naar inlichtingen mij verstrekt door den Heer G.J. Lugard, Directeur van het museum "De Waag" te Deventer, zou de vuurmond door de betrokken militaire autoriteiten aan de stad Deventer zijn geschonken, welk geschenk door de gemeente op zodanige hogen prijs werd gesteld, dat men besloten heeft het voorwerp in het museum "De Waag" onder te brengen, en te bewaren als historisch gedenkteken.
Daar waar de vuurmond voor het Leger geen of weinig waarde heeft, bestaan mijnerzijds geen bezwaren tot het verlenen van de nodige medewerking in deze, aan de gemeente Deventer en moge ik U adviseren het kanon ter plaatse te laten."


En daarmee was voor het Legermuseum de zaak afgedaan, de kans op verwerving verkeken. Wat is er verder met het kanon gebeurd? Het museum "De Waag", het huidige Historisch Museum Deventer, is misschien nog steeds de eigenaar, maar op internet staat een berichtje van Wim Rietkerk uit Ede, die weet te vertellen dat het stuk jarenlang op het terrein van de Boreelkazerne heeft gestaan.
"Toen ik daar in de periode 1981-83 werkte bij 541 Vbdbat, heb ik dit kanon met twee collega's helemaal opgeknapt, gangbaar gemaakt en persoonlijk de opgeschilderde emblemen gerestaureerd."

Tegenwoordig staat het kanon in volle glorie in Deventer opgesteld bij de Deventerbrug, waar hij is overgeleverd aan elementen en andere invloeden. Het stuk met zijn Engelse achtergrond staat er "ter nagedachtenis van de bevrijding door de Canadezen". Nou ja, whatever, ze spreken ook Engels.

Archiefreferentie: 1145
Link naar website " Oorlogsmusea" waar ook de recente plaatjes van het kanon vandaan komen: http://www.oorlogsmusea.nl/artikel/7405/PAK-36-Kanon-Deventer.htm

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zondag 10 oktober 2010

Hongerwinter 44/45 bij het Legermuseum


Een stukje geschiedenis van het Legermuseum, aan de hand van brieven van directeur van Houten en het jaarverslag 1944.

Nederland maakte in de winter van 1944-45 moeilijke tijden door. Na de mislukte operatie Market Garden en de algemene spoorwegstaking van 17 september 1944, blokkeerden de Duitsers alle voedseltransporten naar het westen van het land, waardoor in korte tijd grote voedseltekorten ontstonden. We kennen allemaal de sinistere beelden van de hongertochten en van mensen die op de bodem van de gamellen van de gaarkeuken nog iets eetbaars bij elkaar trachten te schrapen. Bekend is ook de massale houtkap voor het stoken van kacheltjes. 's Nachts trokken de mensen met bijlen en zagen de plantsoenen in om hout te verzamelen. Het kappen was verboden maar de nood was zo hoog dat het verbod niet te handhaven viel. (Op de foto: in beslag genomen zagen en bijlen)

Het Legermuseum was gedurende de oorlog verdeeld over twee locaties. Het kasteel Doorwerth was nog tot september bemand geweest door een slotbewaarder en magazijnknechten. Over de toestand van het kasteel tastte men daarna enige tijd in het duister. Brieven aan de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden om opheldering bleven onbeantwoord. Een eerste vermoeden omtrent de treurige afloop kwam in een brief van Sigurd von Ilsemann, de adjudant van Kaiser Wilhelm.
In Leiden werd sinds 1940 in opdracht van de Rijksgebouwendienst gebouwd aan de restauratie van het Pesthuis. In 1944 ook nog, maar er waren belemmeringen op elk gebied. Aanvankelijk werd aangenomen dat het werk tegen het einde van het jaar gereed zou zijn. De bouwvakarbeiders kregen echter in december te maken met de Arbeitseinsatz voor alle mannen tussen 16 en 40 jaar, en het werk kwam nagenoeg stil te liggen.
Er waren geen brandstoffen meer om de gebouwen te stoken. Alleen de timmermanswerkplaats kon nog verwarmd worden zodat al het werk, zowel van directie als personeel, daar verricht werd. Doordat niet gestookt kon worden ondervond de collectie hinder van roestvorming, en omdat bij stormweer herhaaldelijk pannen van het dak waaiden werd het op zolder opgeborgen lederwerk nat en kreeg last van schimmelvorming. Alle arbeidsuren van het personeel gingen op aan herstellingen van het materieel. Het museumpersoneel van Leiden werd, ondanks een verzoek tot vrijstelling, gevorderd om voor kortere of langere tijd werkzaamheden voor de Duitsers te verrichten, maar van de Arbeitseinsatz is het personeel volgens het jaarverslag 1944 verschoond gebleven.
Sommige personeelsleden hadden zich enige tijd schuilgehouden, maar na korte tijd was iedereen weer aan het werk.

Op het Legermuseum slaat men zich door honger en koude heen, soms letterlijk.
Een brief van directeur van Houten [zonder geadresseerde; waarschijnlijk aan onderdirecteur Hartmans] op 2 december 1944:

" Wat de gratificatie betreft, begin ik er over te denken, Bonneur te schrappen. Hij is eerst weggebleven van 21 september tot 2 october, en daarna van 16 tot 22 november. Nu heb ik hem sedert 23 november niet meer gezien. Hij is boven 40 jaar, dus is er geen reden zich schuil te houden, doch hij zit liever achter de kachel. Wat vindt ge hiervan?
Eergisteren plusminus 8 uur voormiddag, was er op het Pesthuis-terrein volslagen oorlog over een omgezaagden boom, dien Evert wilde weghalen. Van Gent was slaags met Evert Jr. en kreeg toen van Evert Sr. een tik met een klomp op zijn oog. V.d.Burg slaags met Paats, waarbij Mevr. P. van haar edele stokje ging. Ten slotte waren van de weeromstuit Juffr.v.d.Burgh met Juffr.v.d.Berg aan het moelvechten geslagen, zoodat laatstgenoemde in tranen in de Regentenkamer [zat]; de diplomatieke betrekkingen tusschen laatstgenoemde dames zijn echter spoedig weer hervat.
Dat houtgezeur hangt mij echter al lang de keel uit. Deze geschiedenis heeft dan ook de deur dicht gedaan, en heb ik Jonker van den Plantsoendienst opgebeld en hem medegedeeld dat er spoedig geen boom meer zou staan. Hij deelde mij toen mede, dat al het hout ten behoeve van de gemeente zal worden gekapt. Ik heb hem daarop nog gezegd, dat ik er prijs op stel de boomen op de touwbaan nog te behouden; als het mij ten minste gelukt, deze voor omhakken te behoeden.
[...]

Tusschen de bedrijven kook ik nu en dan in de Regentenkamer bruine boonen, en Liesveld in de werkplaats soep of bakt hij meelkoeken, daar hij voor zijn middageten maar 3 sneedjes brood meekrijgt. Het is eigenlijk een krankzinnige toestand.
[...]
Met het eten loopen we hier ook vast. Geen enkel restaurant krijgt meer toewijzing van aardappelen, zoodat je overal uitsluitend soep kunt krijgen. Alleen de Turk geeft nog een groenten-goulasch zonder aardappelen, die m.i. oneetbaar is, en verder alleen zwarte schotels. Het zal trouwens wel niet lang duren; vandaag was zelfs de zwarte schotel al weer matig. De Doelen geeft nog 3 dagen per week te eten, doch volgende week waarschijnlijk voor het laatst."

Brief op 5 december 1944:

" Maandag is plotseling Bonneur weer opgedoken. Ik heb hem zoo onvriendelijk toegesproken, dat hij het wel niet weer zal wagen weg te blijven. Ik kan hem nu moeilijk de gratificatie onthouden, doch zal hem waarschijnlijk korten op het nog te verdeelen hout, daar hij hieraan niet heeft medegewerkt. Hier loopt het gerucht, dat de provincies Noord- en Zuid-Holland prijs gegeven zullen worden, neutraal verklaard en onder Zwitsersch bestuur komen. Te mooi om waar te zijn."

Archiefreferentie: 1133
Foto's: Nederlands Fotomuseum

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

dinsdag 5 oktober 2010

Onbekende foto's ontrafeld


Bij het Legermuseum kwamen nog niet zo lang geleden een aantal foto's tevoorschijn van militairen die werkzaamheden uitvoeren in een ondergrondse steengroeve. De bundel waar ze deel van uitmaakten was gemarkeerd als "Eerste Wereldoorlog", en er was voorlopig geen reden om daar aan te twijfelen, hoewel in een tweede bundel met hetzelfde opschrift ook Duitse luchtfoto's voorkwamen van de Maginotlinie, dus enige voorzichtigheid was wel geboden.
Bij de uitgangspunten Eerste Wereldoorlog en steengroeve is de associatie met Frankrijk snel gemaakt. In het stroomgebied van de rivieren de Oise en de Aisne wemelt het van de oude steengroeves in de krijtbodem. Van de groeves die vlak bij de frontlijn lagen is door de soldaten zeer veel gebruik gemaakt als schuilplaats, en op tal van plaatsen zijn daar nu de sporen nog van terug te vinden.
Steengroeves die dicht bij de frontlijn lagen werden soms gebruikt als vertrekpunt voor het graven van tunnels naar de vijand om ze te lijf te gaan met mijnenoorlog. Het was goed mogelijk dat de foto's iets in deze richting lieten zien. Ik ging er dus meteen van uit dat het foto's waren in een Franse steengroeve. Eerste vraag die bij me opkwam was de nationaliteit van de militairen op de foto's. Behalve Duitsers en Fransen hebben er ook Belgen, Engelsen, Russen en Amerikanen onder de grond gezeten in deze frontsector. De activiteiten waren ook niet meteen duidelijk. Een aantal soldaten is bezig met het boren van een gat in het plafond. Het type boormachine kende ik uit de voorschriften van de Franse Ecole des Mines. Maar wat had de militair met pet voor een apparaat in zijn handen en wat was de soldaat aan het doen met die lange stok in zijn linkerhand?
Ik besloot de foto's te scannen en ze te sturen aan een aantal bekenden waarvan ik wist dat ze thuis waren in de materie en die misschien iets meer zouden kunnen zeggen over de nationaliteit van de soldaten, de activiteiten die ze uitvoeren en over de locatie. Ik stuurde ze naar mensen in België, Frankrijk en Nederland, en die stuurden ze op hun beurt ook weer door. De vragen verschenen op forums op internet en ik had het idee dat binnen korte tijd de halve wereld er mee bezig was.
Ik kreeg de meest uiteenlopende antwoorden. Dat was verontrustend want dan ben je nog steeds nergens zeker van. Toch is er een (meest waarschijnlijke) oplossing uit de bus gekomen, en de credits voor ontrafeling komen toe aan Cees Spanjer, zelf ooit mineur bij de genie.
De verklaring lag veel dichter bij huis dan ik aanvankelijk dacht. Ik toon hier drie van de foto's en een detail uit de eerste. De totale serie is groter maar dit zijn de meest aansprekende scènes.

Het is een serie foto's van Nederlandse genisten (sappeurs/mineurs) uit de periode 1914-1918 bij een oefening in een mergelgroeve in Zuid-Limburg. De foto's lijken geposeerd om te dienen als instructiefoto's.
Op de eerste foto (aan het begin van dit artikel) zijn twee soldaten bezig met het boren van een gat in het plafond. De boorkop aan het uiteinde van de stang is niet te zien want die bevindt zich in het gesteente. De boordiameter kan veel groter zijn dan de dikte van de stang. De draaibeweging van de boor wordt verkregen door het bedienen van de zijstangen waar een ratelmechanisme in zit. De (sergeant? korporaal?) links heeft in zijn handen een antenne van een afluisterapparaat, een zogenaamde geophone, die in het boorgat gestoken kan worden. Het apparaat dient voor afluisteren van de vijand die boven de grond kan zitten of in de nabijheid aan het graven is. Aan de verlichting rechts en de sterke slagschaduwen is te zien dat er lampen op staan voor de uitlichting van de scene. Ook valt er achter de mannen daglicht naar binnen. Daaruit kunnen we opmaken dat het geen werkelijke frontsituatie is.


Op deze tweede foto zijn soldaten bezig met het boren van een gat in het plafond. Op de grond en op de voet van de boor ligt boorgruis afkomstig uit het gat daarboven. Een doek zit om het mechanisme van de boor gewikkeld om het te beschermen tegen boorgruis.

De derde foto toont een soldaat die bezig is met het aanbrengen en aanduwen van een kleine springlading ("petard" in het Frans) in een boorgat.
Er zijn twee maal vier boorgaten te zien. Vier op rij boven de grafitti links, en vier op een rij bovenaan waar de soldaat in het laatste gat bezig is. Het voorlaatste gat lijkt uitgebroken te zijn.
De grafitti linksonder vermeldt:
W v Halm
Korpr der Genie
Daarboven:
W v H (dezelfde persoon dus)


Uiteindelijk speelt het zich dus helemaal niet af in Frankrijk maar gewoon in Nederland en met Nederlandse militairen. Ik had dus net zo goed mijn zoektocht in het Legermuseum kunnen beginnen want alle expertise is daar waarschijnlijk aanwezig. Het kan zijn dat ik er met de nu gevormde oplossing nog helemaal naast zit, of dat er op z'n minst correcties aangebracht moeten worden. Ik hoor het dan ook graag als iemand er meer over kan vertellen.

In de fotoserie zaten ook enkele opnames van een ontstekingskastje. In de Franse instructieboekjes staan dergelijke kastjes opengewerkt afgebeeld. Het principe is dat van een dynamo. Door te draaien aan een sleutel wordt een stroompje opgewekt. (In Amerikaanse films is het altijd een model waar een fietspomp-achtige beweging wordt uitgevoerd). Het kastje zit door middel van electrische leidingen verbonden met de ontsteker van de springlading. De kleine springladingen zoals op deze foto's waren bedoeld om zich een weg te banen door het gesteente. Grote springladingen van vele kisten vol met explosieven waren om de tegenstander in de lucht te laten vliegen, zoals in het volgende 12 seconden durende filmpje van een mijnexplosie op 1 juli 1916.
(Voor de liefhebbers: Hawthorn Crater, gefilmd door Geoffrey Malins, misschien wel het meest getoonde stukje uit zijn film The Battle of the Somme.)



Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives