vrijdag 28 januari 2011

De Egestorf-brieven. Soldatenbrieven uit de Eerste Wereldoorlog


In vervolg op mijn vorige poging op de Flickr site wilde ik nu eens kijken wat het oplevert als je er geen foto's op zet maar alleen documenten met geschreven tekst. Ik had het natuurlijk op mijn eigen website kunnen plaatsen maar Flickr bedient een breder publiek. Het gaat om een reeks van 17 brieven en briefkaarten van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog die met elkaar gemeen hebben dat ze zijn geadresseerd aan twee adressen in dezelfde straat in Egestorf (aan de Deister), bij Hannover. Vandaar dat ik het genoemd heb de Egestorf-brieven.
Alle post, op één briefkaart na, is gericht aan Friedrich Grüne, Bahnhofstr. 76 in Egestorf aan de Deister, Bezirk Hannover.
Het is een aardige puzzle om te proberen de (familie)relaties tussen de briefschrijvers en geadresseerden te ontrafelen.
Alle brieven en briefkaarten staan op:
http://www.flickr.com/photos/58746838@N08/sets/72157625924685444/with/5396063138/

Brieven en briefkaarten 1 t/m 5 zijn afkomstig van Wilhelm Noltemeyer, Wehrmann bij de 2e Sanitätskompagnie, 20e Divisie, 10e Legerkorps. Ze beslaan de periode 13 augustus 1914 tot 26 december 1914, achtereenvolgens uit Malmedy, op doortocht door België, Neufchatel aan de Aisne.
Wilhelm schrijft in een tijd dat nog gedacht wordt aan een snelle afloop van de oorlog. Eerst moet hij tot zijn spijt constateren dat hij met kerstmis niet thuis zal zijn. Later wordt de toon nog wat harder en schrijft hij: "hopelijk is deze rotzooi gauw voorbij want het begint vervelend te worden en de wijn is ook bijna op."

Een tweede reeks van 4 brieven en briefkaarten komt van Hermann Noltemeyer, een broer van Wilhelm, als Landsturmmann bij de 9e Kompagnie, 3e Bataillon, Reserve-Infanterie-Regiment 79, 19e Reservedivisie, 10e Reserve Legerkorps.
De brieven van Hermann en Wilhelm hebben als aanhef "Liebe Schwager, Schwester und Adele", wat leidt tot de conclusie dat Friedrich Grüne getrouwd is met de zus van de broers Noltemeyer.
De eerste kaart van Hermann is gedateerd 14 oktober 1915 waarin hij aangeeft zojuist verplaatst te zijn naar de Lingekopf in de Vogezen, waar hij op 30 meter van de vijand ligt in een "ganz brenzliche Ecke", en dat hij blij zal zijn als hij het er daar levend van af brengt. Interessant zijn ook zijn opmerkingen over het maximale aantal brieven dat hem toegestaan is te schrijven. Ongetwijfeld een gevolg van de onrustige situatie in zijn frontsector.
Zijn laatste brief is van 25 juni 1916. Het is een dramatische brief want er wordt melding gemaakt van het sneuvelen van Friedrich. Het is niet helemaal duidelijk wie Friedrich is, maar waarschijnlijk een broer van Hermann en Wilhelm. Hermann is zelf aanwezig bij de begrafenis op de oorlogsbegraafplaats Chaumont bij Verdun.
Twee dagen later gedateerd is een brief van Carl Deppe aan Frau Witwe Noltemeyer, de moeder van Hermann, Wilhelm (en Friedrich), die woont op huisnummer 73a, dus enkele huizen verwijderd van Friedrich Grüne. Carl Deppe dient in de Sanitätskompagnie waar Friedrich verzorgd werd en aan zijn verwondingen is bezweken, en is blijkbaar een bekende van de familie. Hij schrijft aan moeder Noltemeyer om deelneming te betuigen, ook namens zijn kameraden, aan het overlijden van "Fritz" zoals hij hier wordt genoemd.

Dan hebben we nog Ernst Gehrke, Schütze bij de Maschinengewehr Kompagnie van Reserve Infanterieregiment 8, 5e Reservedivisie.Hij zit aan het oostfront ergens in een bos onder verschrikkelijke weersomstandigheden waarbij hij ook nog spreekt over de "Panje" wat toch altijd nog wat raadselachtig blijft. Van hem zijn drie brieven uit zomer en herfst 1916. Hij schrijft aan zijn Lieber Freund Friedrich, dus is waarschijnlijk geen familie maar alleen bevriend.
Wel familie lijkt H.Hunte want in een kort bericht van een paar regels aan Friedrich Grun schrijft hij "groet moeder en mijn zuster", maar hoe die relatie dan precies in elkaar zit blijft onduidelijk. Het is ook het enige bericht van deze persoon. Het kan ook gewoon een bekende uit het dorp zijn. Waarschijnlijk kende iedereen elkaar daar, met 67 inwoners. Hunte zit in hetzelfde regiment als Hermann, zelfde bataljon zelfs, maar andere kompagnie.
Tot zover lijkt het wel aandig in elkaar te passen, maar er is nog een briefkaart die weer een bommetje onder de hypothese legt dat de gesneuvelde Friedrich een broer van Wilhelm en Hermann zou zijn. Het is een kaart van Reservist Fr. (ondertekend met Freedrich) Beel uit Sanitäitskompagnie I, 1e Garde Infanterie Division, Gardekorps. Het is dezelfde eenheid als van Carl Deppe, die schreef over het verlies van zijn kameraad. Dus misschien is dit dan de Friedrich waar het over ging. Alleen als het een halfbroer is zou dat zijn andere achternaam kunnen verklaren.
De enige niet-soldatenbrief is een brief van ene Sophie uit Hameln aan Adele Grüne. Adele lijkt de dochter te zijn van de zus van de broers Noltemeyer, die overigens nergens bij naam genoemd wordt, en Friedrich Grüne. Maar wie is Sophie? Misschien de vrouw van een van de broers Noltemeyer.


Bij de transcripties:
Ik heb alle schrijf- en taalfouten laten staan. Vaak hebben zinnen geen beginhoofdletter en geen punt. Alles wordt achter elkaar door geschreven. Meestal heb ik dat zo gelaten behalve waar het voor de duidelijkheid beter uit kwam om wel een scheiding tussen zinnen aan te brengen.
Ik heb enkele namen Noltemeyer, Noltemeijer, Beel en Grün nagezocht bij de Duitse oorlogsgravendienst, maar er kwam geen informatie naar voren die aansloot bij het verhaal uit de brieven. Het lijkt me nog wel interessant om eens in het namenboek van de begraafplaats Ville-devant-Chaumont (tussen Azannes en Flabas ten noorden van Verdun) na te kijken of daar een van de namen terug te vinden is.

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

Legermuseum foto's op Flickr


Mijn werk aan het archief van het Legermuseum is geruisloos overgegaan in werken aan verschillende websites. In dat kader kijk ik ook hoe nieuwe media ingezet kunnen worden. Als uitprobeerseltje heb ik een serie foto's nu eens niet op de Legermuseum website geplaatst maar op fotosite Flickr. Ook al omdat een deskundige bij ons op bezoek was die zei dat we eens verder op het web moesten kijken dan alleen onze eigen site. Met in mijn achterhoofd een rapport van de Library of Congress, waar ze een aantal jaren geleden zijn begonnen met 3000 foto's in Flickr Commons waarbij ze na 48 uur al een miljoen bezoekers hadden. Onwaarschijnlijke aantallen die door latere acties van het Nationaal Archief en de KB al behoorlijk gerelativeerd zijn.
Ik deed het heel bescheiden, met 30 foto's over de Mobilisatie 1939-1940, afkomstig uit twee verschillende fotoalbums van Nederlandse militairen. Er was juist daarvoor een fotoexpositie in het museum geweest over het onderwerp en op de Legermuseum website is het dan niet ongewoon dat zo'n expositie verder leeft als online-expositie. Op de eigen website heb ik een pagina als introductie en vanaf daar kan men doorklikken naar Flickr. Vanaf Flickr kan weer doorgeklikt worden naar het Legermuseum en dan is het cirkeltje rond.

Op de homepage is een link maar verder is er geen enkele aankondiging gedaan of andere publiciteit aan gegeven; gewoon maar kijken wat er van komt. Na een paar dagen had ik bij de meeste foto's al 1 bezoeker, en dat was ik waarschijnlijk zelf. Nu, na een paar maanden, staat de teller tussen 40 en 90. Er is bij geen enkele foto commentaar gegeven, en 1 foto is door iemand als favoriet aangemerkt en in een eigen fotoserie overgenomen. Het gaat hier om een foto van soldaten met een gasmasker op, die is overgenomen door een gasmaskerfetishist die zelf een pagina heeft met uitsluitend foto's van mensen met gasmaskers.
Geen astronomische bezoekersaantallen dus. Fotosharing is geen wondermiddel en er is blijkbaar meer voor nodig om het een succes te laten worden. Zie hier de foto's:
http://www.flickr.com/photos/55995799@N05/

Nu ga ik Flickr voor mezelf eens toepassen op een iets andere manier. Niet met foto's, waar het platform eigenlijk voor bedoeld is, maar met afbeeldingen van handschriften. In oud Duits geschreven soldatenbrieven van Duitse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. Ik heb de eigenaardige hobby om dat oude handschrift te ontcijferen, ook als oefening om het een beetje bij te houden. Een brief koop je al voor 1 euro op ebay en daar kan je een poos mee zoet zijn.
Ik heb op Flickr ook al eens een paar transcripties gegeven bij achterkanten van ansichtkaarten die door anderen zijn geplaatst. Zie bijvoorbeeld:
http://www.flickr.com/photos/drakegoodman/5359251871/
http://www.flickr.com/photos/drakegoodman/5359075187/

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zaterdag 15 januari 2011

Zinloos digitaliseren


Al jaren is men wereldwijd als een razende boeken aan het digitaliseren. De Verenigde Staten voorop natuurlijk. We kennen allemaal de activiteiten van Google en de samenwerking met Amerikaanse en Canadese bibliotheken. Allemaal mooie initiatieven waar ik zelf voor onderzoek al zeer veel profijt van heb gehad. Je hoeft voor veel dingen de deur niet meer uit omdat het online te vinden is.

Allemaal mooi en aardig maar hier wil ik het echter hebben over een minder nuttig verschijnsel: het zinloos digitaliseren. Het valt niet te ontkennen dan men zo hier en daar als een kip zonder kop maar alles door de digitaliseringsmolen maalt, zonder al te veel op kwaliteit te letten. Het lijkt meer om aantallen te gaan dan om bruikbaarheid. Ik ben al aardig wat curieuze werkjes tegengekomen. Het boven aan dit stukje afgebeelde werk "Exercier Reglement für die Grossherzoglich Hessische ..." spant wel de kroon. Het boek bevat in werkelijkheid uitsluitend uitklapbare pagina's maar bij het digitaliseren is dit niet gedaan. Resultaat is dat er GEEN ENKELE bruikbare, leesbare, zichtbare pagina is. Zelfs de titel staat er maar half. Digitised by Google en te vinden op
http://www.archive.org/details/texts
Wat moeten we hiermee? Het bedrijf dat de digitalisering heeft uitgevoerd heeft hem gewoon meegeteld bij het indienen van de rekening, de scanoperator heeft zijn schouders opgehaald en gedacht wat kan mij het schelen, het is toch bijna weekend, de opdrachtgever heeft geen controle uitgevoerd en het ook nog doodleuk op internet gezet, er zijn vooraf geen goede afspraken gemaakt over de behandeling van dit soort pagina's. Het is zowieso een ergerlijk verschijnsel dat opgevouwen kaarten en dergelijke nooit goed gescand worden. Elk boek waar uitklapkaarten in zitten, en dat zijn er nogal wat als het gaat over militaire geschiedenis en veldslagen, wordt onvolledig gescand. En deze kaarten en schema's zijn vaak onmisbaar voor het boek.
Een ander drama voltrekt zich bij de tekstherkenning. De Amerikanen proberen alles om te zetten naar doorzoekbare tekst, ook het oudduitse Frakturschrift. Dat heeft geen enkele zin en levert alleen maar geheimschrift op. Zie hier een willekeurig stukje uit de Gesammelte Schriften van Helmuth von Moltke:

S)er ^vXjalt biefeS SöanbeS nun bietet in feinen Beiträgen
jur 8eBen§gef(l§i(j^te »eitere ttjic^tige SSaufteine für ba§ itUn^^
unb ei^aralterbilb beS großen SKanneg. SSietteid^t ^ätte ein
längcrei^ Qntoatttn nod^ einige, freilid^ wol^I nur unbebeutenbe
©njel^eiten für biefe Aufgabe gu liefern »ermod^t, aber eS er*»
fc^ien nid^t angegeigt, auf eine geringe SBal^rfc^'cinKc^feit l^in
ben abfd^Iuß toeiter ]§inau§jufd^ieben, benn ba§ ©efammtbilb, toie
e§ fid^ ie|}t fd^on barfteöt, l^ätte baburd^ leine Äenberung erfal^ren,

Een andere goede bron voor onleesbare boeken is de site van de Franse bnf.
http://gallica.bnf.fr/

Hier krijg je aan het begin van de scan nog een waarschuwing voor slecht scanresultaat. Maar heel veel is gewoon het gevolg van slordig werken. Pagina's die gescand zijn precies op het moment dat de pagina wordt omgeslagen, handen in beeld, verkeerde formaatinstelling zodat het tekstgedeelte van de pagina ergens klein in een hoekje staat en de rest van de pagina leeg is, zwart-wit en kleur gescande pagina's door elkaar zonder aanwijsbare reden, doorgeslagen achterkant omdat er geen zwart papiertje achter gehouden is. Allemaal curieus, grappig maar soms ook tenenkrommend, als je precies het stuk informatie mist dat je zoekt en je weet dat het er met een beetje meer aandacht wel had kunnen staan.
Voorlopig sla ik dit soort vondsten op in een apart mapje op mijn computer, onder de naam "digitale curiosa". Kunnen we er later nog eens naar terugkijken en om lachen.



Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

donderdag 6 januari 2011

Camouflage


Voor een presentatie zocht ik afbeeldingen van verschillende soorten camouflage. Nu bezit het Legermuseum een aardig aantal textielstalen van exotische camouflagepatronen uit bananenrepublieken van alle continenten, maar het was niet helemaal wat ik zocht. Ik vond in de bibliotheek een bijzonder boek over camouflage, een standaardwerk zou ik het wel willen noemen, getiteld: DPM, Disruptive Pattern Material. Het bestaat uit een cassette met twee boeken van ongelijke omvang, over de oorsprong en toepassing van camouflage, zowel voor militaire doeleinden als in de burgermaatschappij (camouflagepatronen in de mode bijvoorbeeld).

Militaire camouflage begint eigenlijk pas echt tijdens de Eerste Wereldoorlog. We kennen natuurlijk de dazzle-painting van oorlogsschepen in WO1 en ook de camouflage met natuurlijke materialen zoals nagemaakte boomstammen die dienst deden als uitkijkposten. Verder zien we tegen het einde van de oorlog beschilderde tanks en helmen, bunkers die vermomd zijn als woonhuis en netten die het zicht op wegen moesten ontnemen. Voor uniformen wordt camouflage nog niet op grote schaal toegepast. We waren nog maar net afgestapt van de felgekleurde uniformen uit het Napoleontische tijdperk en overgegaan op Feldgrau, khaki en horizon bleu. Met patronen bedrukt textiel was er tijdens die oorlog nog niet, maar toch staan er interessante camouflagevoorbeelden in het boek waarvan het de bedoeling was dat ze met de hand op doek geschilderd zouden worden. Verrassend vind ik een overdruk van een pagina uit de Illustration uit 1920, waarop camouflagepatronen staan afgebeeld die een afspiegeling zijn van de Franse frontsectoren. (afbeelding hierboven geeft een paar voorbeelden). Nooit geweten dat zoiets er toen al was. Volgens het bijschrift viel camouflage onder de strengste Franse legercensuur en mocht er tijdens de oorlog niets over gepubliceerd worden. Vandaar dat er pas in 1920 iets over in de Illustration verscheen en in andere publicaties zoals La Guerre Documentée en Scientific American.

Alle deelnemende legers stelden tijdens de oorlog gespecialiseerde camouflage eenheden op die experimenteerden met het verbergen van artillerie, voertuigen, uitrusting en installaties. Deze speciale eenheden werden meestal samengesteld uit kunstenaars en decorschilders. De oorsprong van camouflage is een beetje duister maar is in ieder geval Frans. In augustus 1914 werden onafhankelijk van elkaar voorstellen gedaan door Eugin Corbin en Lucien-Victor Guirand de Scévola voor het verbergen van artillerie met beschilderd doek. Louis Guingot, een vriend van Corbin en schilder/decorateur, experimenteerde met manieren om verf op textiel aan te brengen. Al in september 1914 presenteerde hij samen met zijn broer Henri aan het Franse opperbevel een groot stuk beschilderd canvas en vijf met de hand beschilderde pakken waarmee ze een artillerieopstelling en bemanning aan het gezicht onttrokken. De Franse generaals waren onder de indruk en gaven opdracht aan een groep kunstenaars onder leiding van Corbin en Guingot om meer camouflagetextiel te produceren. In november kwam hieruit voort de Equipe de Camouflage. In februari 1915 werd het een officieel Frans legeronderdeel, de Section de Camouflage, vanaf dat moment geleid door Lucien-Victor Guirand de Scévola, een bekend portretschilder. De sectie bestond in augustus 1915 uit drie regionale werkplaatsen en een centrale werkplaats in Parijs. De eenheid breidde snel uit met schilders, decorateurs en beeldhouwers die van het front werden weggehaald. Alles gebeurde in het grootste geheim. Behalve hoeveelheden beschilderd doek kwamen er andere uitvindingen uit voort zoals postduiven die zwart geschilderd werden om ze op kraaien te laten lijken, holle namaakbomen waar een uitkijkpost in verstopt zat, tot aan een groot doek waar op ware grootte een massale aanval van 300 soldaten te zien was.
De Franse impressionistische schilder en camoufleur Jean-Louis Forain maakte als inspecteur reisjes naar het front om aanwijzingen te geven over de toepassing van camouflage. Aan het front werden stalen genomen van de overheersende locale kleuren grond en patroonkaarten geproduceerd om aan te geven welke schema's en kleuren nodig waren voor verschillende regio's en in verschillende jaargetijden. In 1917 kwam daar een vliegtuig bij dat speciaal belast was met de controle vanuit de lucht van de effectiviteit van de camouflage op de grond.

Eind 1916 kwamen de Britten met een Camouflage Section, geadviseerd door Solomon J. Solomon van de Royal Academy. Ook deze afdeling had veel schilders en beeldhouwers in zijn gelederen. In Wimereux was de hoofdvestiging van de sectie, met locale werkplaatsen op diverse plaatsen langs het front, onder de dekmantel Special Works Park. In Londen werd een school opgericht die aan commanderende officieren les gaf in camouflagetechnieken. In andere landen zoals Italië, Duitsland en België werden soortgelijke secties opgericht en kwam men met vergelijkbare oplossingen.
Ook aan de Amerikanen wordt in het boek een stukje gewijd. Daar begon het met een groep vrijwilligers in New York, eveneens met kunstenaars en decorateurs, die uitgroeide tot een groep van 200 man. Toen het Amerikaanse leger een oproep deed voor een camouflagekorps, meldden veel leden van deze New York Camouflage Society zich aan als vrijwilliger voor de Amerikaanse camouflageeenheid die werd geleid door een theaterdirecteur.
Intussen waren aan het front in Frankrijk al een paar kunstenaars bezig met het bestuderen van Franse en Britse technieken. Toen begin 1918 de eerste groep uit de VS overkwam ontstond een camouflage werkplaats bij Dijon. Deze compagnie, aangevuld met vrouwelijke Franse werkers, schilderde patronen op voertuigen en produceerde dagelijks 45.000 vierkante meter aan camouflagenetten.
De eerste camouflage op personen bestond uit pakken met stroken textiel daarop aangebracht en uit handbeschilderde capes met gezichtsnetten, die vooral verstrekt werden aan sluipschutters en bemanning van observatieposten. De Britse camoufleur en theater decorontwerper L.D. Symington maakte een aantal ontwerpen voor pakken, het Symien Sniper Suit en het Boiler Sniper Suit (zie afbeelding).
In het boek staan voorbeelden afgebeeld van beschilderde regencapes en een camouflageovertrek voor een Franse kepi. Alles uit de verzameling van Jean-Pierre Verney, die de basis vormt voor het nieuwe museum in Meaux dat op 11 november 2011 geopend zal worden. Bijzondere verzameling moet deze man gehad hebben. Dat maakt een bezoekje aan dat museum in de toekomst wel de moeite waard.

Eigenlijk is camouflage een vreemde toepassing van kunst in de oorlogvoering. Omgekeerd heeft de militaire camouflage ook weer veel kunstenaars ertoe aangezet om camouflage als onderwerp van hun kunstwerk te kiezen. Enkele voorbeelden:
Colin U. Gill - Heavy Artillery, 1919
Drevil - Les quarante camoufleurs, 1916
Leon G.C. Underwood - Erecting a camouflage tree, 1919
Edward Alexander Wadsworth - Dazzle-Ships in Drydock at Liverpool, 1919
Edward Alexander Wadsworth - Dazzle-Ships in Drydock 1918 (houtsnede) (afbeelding)
Meer over de wisselwerking met kunststromingen zoals futurisme en vorticisme is te vinden in het boekje Dazzle Painting, kunst als camouflage en camouflage als kunst, Albert Roskam, uitgegeven bij de gelijknamige tentoonstelling in het Maritiem Museum in Rotterdam in 1987.


Het Canadian War Museum heeft vorig jaar een tentoonstelling gehouden over camouflage getiteld From Battlefield to Catwalk. De tentoonstelling liep tot september maar op de website zijn nog aardige dingen te vinden.
Ik vind het opvallend dat het War Museum een onderdeel is van het Canadian Museum of Civilization. Ze kijken daar toch heel anders tegen een militair museum aan dan bij ons. Oorlog als ondereel van beschaving. Bij ons is het eerder een tegenstelling.
http://www.civilisations.ca/cwm/exhibitions/exp/camo/camo01e.shtml

Als laatste wil ik verwijzen naar een interessante blog getiteld Camoupedia. Het is een voortzetting van een boek met dezelfde titel, Camoupedia: a compendium of research on art, architecture and camouflage, door Roy R.Behrens, Bobolink Books 2009.
De blog is in het leven geroepen om aanvullingen en nieuwe ontdekkingen te kunnen blijven publiceren na verschijnen van het boek.
http://camoupedia.blogspot.com/

Boekgegevens van het in dit artikel besproken boek:
DPM, Disruptive Pattern Material. An Encyclopaedia of Camouflage: Nature - Military - Culture. London 2004. ISBN 095434040x

Musée de la Grande Guerre du Pays de Meaux
http://museedelagrandeguerre.eu/fr

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives