dinsdag 27 september 2011

Mysterieuze ontploffing van een caisson in Zeeland


Er is nogal wat ophef in de media over een explosie van een caisson voor de Zeeuwse kust, nu bijna een week geleden. Er wordt druk gespeculeerd over de oorzaak, over de explosieven, en over de mogelijke daders. De politiewoordvoerster zei zoiets als: "als de dader zich meldt dan kan hij ons vertellen wat de reden is".
Ondertussen heb ik alleen bij Omroep Zeeland iemand iets horen vertellen over het slachtoffer, "het caisson". In de landelijke pers wordt steeds gesproken over een betonnen caisson dat gebruikt wordt in de waterbouw. Kort door de bocht zou je het zo kunnen zien, maar de oorsprong ligt toch heel ergens anders. De werkelijkheid is ook veel interessanter.

Het is geen caisson maar een betonnen drijver zoals die gebruikt werd in de kunstmatige haven bij de landingen in Normandië in juni 1944. De twee Mulberry havens hadden drijvende pieren waar alle transport van voertuigen en goederen over heen ging. Op elk verbindingspunt tussen twee brugdelen lag zo'n drijver. Officieel simpelweg aangeduid als "concrete float", werd het ook wel een "beetle" genoemd. Deze drijvers werden van beton gemaakt omdat er niet voldoende staal beschikbaar was. Het hele project van de Mulberry havens en de beveiligingen tegen U-Boote eiste zoveel staal, dat overal gezocht werd naar besparingen. Voor de twee geplande havens, met elk twee drijvende wegen, waren in totaal 460 drijvers nodig. Uiteindelijk zijn alleen de drijvers met verstelbare poten in staal uitgevoerd, en het overgrote deel in beton.

Een deel van deze drijvers is samen met een groot aantal echte grote caissons, de Phoenix caissons, ook afkomstig uit de Mulberry havens, in 1945 naar Zeeland versleept. Bij de bevrijding van Walcheren had Bomber Command op een aantal plaatsen de dijken gebombardeerd om de Duitsers met binnenstromend zeewater te verdrijven. De gaten in de dijken zijn later gedicht met behulp van de caissons. De drijvers moesten daar ook een rol in spelen maar bleken te licht en te klein voor dit doel. Zo zijn her en der weggespoelde beetles achtergebleven op de stranden en zijn zo stille getuigen van een bewogen geschiedenis.

Zelf heb ik in 1991 een beetle gefotografeerd op Utah beach, in Normandië. Het is een restant van de tweede Mulberry A haven die in 1944 al vrij snel in de storm verloren is gegaan. De betonnen constructies liggen nu al 67 jaar in het zoute water en dat is wel te zien. Ik geloof dan ook niet dat er zo'n enorme explosieve lading nodig is geweest om de stukken in het rond te laten vliegen, zoals wel beweerd wordt.

Mooi boekje over de bouw en de planning van de Mulberry havens is het volgende:
Code Name Mulberry, Guy Hartcup, Pen & Sword books 2006 (eerste versie gepubliceerd 1977) ISBN 1-84415-434-3

zondag 18 september 2011

De Reiterroman

Op zoek naar literatuur uit de Eerste Wereldoorlog stuit ik regelmatig op het begrip Reiterroman. Wat is een Reiterroman? Hetzelfde als een Pferderoman, of een Pferdegeschichte? Een avonturenroman met paarden? Zo ongeveer wel.
Een roman uit de wereld van de paardenliefhebber.

"Das Abenteur" van Kerl Benno von Mechow bijvoorbeeld, is een frontbeleving van een cavalerist in Rusland in 1915, waarin de lezer iets van de fascinatie van de ruiterij mee moet krijgen. De man en zijn paard. De liefde van de ruiter voor zijn paard en andersom.
Een groot deel romantiek, blijkt ook wel uit andere titels in dit genre:
Kriegskamerad Pferd, Solang die Hufe traben, Soweit die Füße tragen, Der Vormittagsreiter, Reit und vergiß, enzovoorts.
Clemens Laar, die boeken over de strijd op de Dardanellen, de strijd op zee en in de woestijn op zijn naam heeft staan, heeft zich ook vergrepen aan de Reiterroman, met
"Die curieuse Reiterfibel" , "Meines Vaters Pferde" en „...reitet für Deutschland“.
Bekendste boek is misschien wel: Seydlitz - Ein Reiterroman, van Eckart von Naso. Een sterk geidealiseerd, biografisch boek over Reiterführer Friedrich Wilhelm Freiherr von Seydlitz - Kurzbach. Er is zoveel geschreven over Seydlitz, de legendarische cavaleriecommandant van Frederik de Grote, dat het een genre op zich vormt en soms ook wel een Seydlitzroman genoemd wordt.

Ter illustratie bij het onderwerp hier een stukje uit het verhaal "In den Sümpfen des San verritten" door W.Klinkow van Feldartillerie-Regiment 111:

Ein dienstlicher Ritt führte mich nach Jaroslav. Nach erledigung meines Auftrages wollte ich den langen Weg etwas abkürzen. Ich verließ daher die sichere Straße und durchritt das Vorgelände des San. Nun hatte ich allerdings keine Ahnung, daß ich durch sumpfiges Gelände kommen würde. Und da ich von dem Gedanken beseelt war, recht bald wieder bei meiner Truppe anzukommen, ritten wir flott vorwärts. Plötzlich stützte die Nordsee, schnaubte und warf den Kopf hoch, aber schon war sie mit den Vorderfüßen eingebrochen. Zähes, schlammiges Moorwasser quatschte und knatschte, und immer tiefer sank mein Pferd, das sich vergeblich bemühte, für seine Hufe festeren Boden zu finden, mit der Vorderhand ein. Die Gefahr erkennend und einer höheren Eingebung folgend, war ich sofort nach rechts rückwärts vom Pferderücken gesprungen und stand auf einigermaßen festem Boden. Die Stute aber sank immer tiefer, und so sehr sie auch die Hinterhand, die sich noch auf zwar schwankendem, aber ebenfalls festerem Boden befand, entgegenstremmte, der saugende Sumpf wollte sein Opfer, das schon bis zum Hals in ihm versunken war, nicht hergeben und ganz in sich herabziehen. Ich mußte handeln, schnell handeln, wenn ich nicht das Pferd, das mir eben durch seine Aufmerksamkeit das Leben gerettet hatte, verlieren wollte. Hier ging es auch Leben um Leben, wenn auch in einem schöneren Sinne als da draußen auf den Schlachtfeldern! Ich gab der mit aufgerissenen, weit hervorstehenden Augen, in denen namenloses Entsetzen lag, gegen die tödliche Umschlingung kämpfenden Stute leise, kosende Worte. Und während ich so beruhigend immerfort auf sie einsprach, sammelte ich hastig und eilig, was ich an Reisig, abgestorbenen Strauchzweigen und ähnlichem fand und warf das alles in Bündeln vor und neben mein Pferd, um damit eine festere Grundlage zu schaffen. Und dann lockte und rief ich, und in einer letzten verzweifelten Anstrengung konnte die Nordsee ihre Vorderbeine aus dem Morast lösen, kurzen, aber genügenden Halt auf den Reisigbündeln finden und sich dann mit einem geschickten, schnellen Wälzen zu mir auf den festen Boden retten.


Op het Panzer-Archiv forum, dat toch eigenlijk bedoeld is voor de opvolger van het paard op het slagveld, de tank, is ook nog een hoekje ingeruimd ter herinnering aan het oorlogspaard.
http://forum.panzer-archiv.de/viewtopic.php?t=7196
Daar is van de paardenromantiek niet veel meer over. Het gaat vooral, hoe kan het ook anders, over de herinnering aan het oorlogspaard. Het paard als oorlogsveteraan. Hier vraagt men zich af wanneer het laatste oorlogspaard van de Eerste Wereldoorlog gestorven is, en wat er na de oorlog met alle paarden is gebeurd.
Men betreurt het dat door de toenemende modernisering van de legers, de verregaande mechanisering, het paard meer en meer een ondergeschikte rol heeft gekregen. Het lot van het paard verslechterde. Ze moesten zwijgend hun lot ondergaan en werden gezadeld en ingespannen door granaten verscheurd, kwamen wreed en pijnlijk aan hun eind in het gifgas. Ze werden door hun opzichters, die ze onvoorwaardelijk volgden en vertrouwden, bewust de dood in gereden.


Wanneer de ruiter dekking zocht was het paard op zichzelf aangewezen. Ze sleepten hun zware lasten tot ze door totale uitputting aan hun eind kwamen. En uiteindelijk belandden ze in de kookketel van de frontstrijders of werden naar een Kadaver-Verwertungsanstallt gebracht voor de terugwinning van vetten. Het paard was meer een gebruiksvoorwerp geworden. Nu was de verhouding tussen ruiter en paard misschien ook wel sterk geïdealiseerd. Dat een paard terugkeerde naar de ruiter na een val of een verwonding, had niets met trouw te maken zoals bij een hond, maar kwam omdat de paarden er bij sommige eenheden op getraind werden in de buurt te blijven tot de ruiter weer in het zadel zat. Bij de Noordafrikaanse Spahis werden de dieren hierop afgericht.

Uit Kriegskamerad Pferd:
"Die Kavallerie erhielt plötzlich starkes russisches Infanteriefeuer. Die Husaren sprengten sofort auseinander und kamen im Galopp zurück. Bei diesem Ritt stürzte ein Husar aus dem Sattel, während sein Pferd noch in vollem Schwung etwa 50 Meter mit den Anderen vorprellte. Dann aber kehrte es um und lief zu seinem Reiter zurück. Bei diesem angekommen, blieb das Pferd stehen, so daß sich der gestürzte Husar wieder in den Sattel schwingen und seinen Kameraden nachjagen konnte."

We maken even een paardensprong naar de paardenromantiek van eigen bodem. In de bibliotheek van het Legermuseum bevindt zich het volgende curieuze werkje:
Afstandsrit van Amsterdam naar Weenen van 29 April tot 8 Mei 1903 gemaakt door 2e Luitenant der Huzaren J.W. Godin de Beaufort / J.W. Godin de Beaufort
Exemplaarnummers 00236150 en 00236153, beide gestencilde uitgaven.


Het museumarchief bevat een briefkaart van de vrouw van deze luitenant der huzaren, geschreven aan de directeur van het museum, waarin enige achtergrondinformatie opduikt:

4 Mei 1933
Hooggeachte Generaal
Toen wij eenige weken geleden bij U op de Doorwerth waren, was het Uwe wensch eenige dingen te zoeken, uit het ruiterleven van mijn man. Ik kwam toen op de gedachte U de beschrijvig te zenden, van zijn reis te paard van Amsterdam naar Weenen in 10 dagen. Het boekje is destijds op 's Rijkskosten uitgegeven, maar zelf bezitten wij er nog maar 1 exemplaar van. Ik heb het voor U overgeschreven en doe het U hierbij toekomen. Had u het echter liever getypt dan zou ik dat alsnog voor U kunnen doen, want dat is misschien duidelijker. Zooals U misschien weet is deze Afstandsrit beloond met de Gouden Medaille der Militaire Sport Vereeniging en voor het rapport de Oranje Nassau. Zoo U het wenscht zend ik U later nog eens het een of ander. Met vele vriendelijke groeten en ware Hoogachting
Mevr. H.M. Godin de Beaufort


Is de Reiterroman een dood genre? In boekvorm misschien wel, maar tegenwoordig hebben we andere media. Op internet floreert een heuse dagelijkse renstal-soap over het wel en wee van een paardenstal. Over een paardenmoord die nooit opgelost werd. Over liefdes en intriges tussen ruiters en amazones. Spannend en onderhoudend, kortom alles wat een paardenroman moet hebben.
http://www.crays.de/pferdeverhalten01/?page_id=170

Op militair vlak heeft de romantiek plaats gemaakt voor traditie. Het Nederlandse 44e Pantserinfanteriebataljon heeft als mascotte een veulen. Bij het vertrek in 1964 van het bataljon uit Zuid-Laren, waar het jarenlang gestationeerd was geweest, kreeg het van de burgemeester als afscheidskado een veulen mee. Elk jaar wordt het veulen verkocht en van de opbrengst een nieuw veulen gekocht. Bij alle plechtige gebeurtenissen zoals beëdigingen of commando-overdrachten, mag het dier komen opdraven.


Hoe is eigenlijk de symboliek van het hoefijzer ontstaan? Waarom wordt het hoefijzer gezien als geluksbrenger? Heeft het ook iets met de paardenromantiek te maken?
Als laatste een foto van een Duitse bunker op de Ortomont, in de Vogesen, waar een hoefijzer in de muur van de bunker is ingesloten bij het betonstorten.

zaterdag 10 september 2011

De organisatie der infanterie

Hoeveel compagnieën gaan er in een bataljon en hoeveel bataljons in een regiment.

Legerhervormingen (en bezuinigingen) zijn van alle tijden. Op 22 oktober 1880 verscheen het onderstaande artikel in de Nieuwe Amsterdamsche Courant - Algemeen Handelsblad, over Nederlandse hervormingen in het licht van buitenlandse voorbeelden. Het levert een aardige vergelijking op van de indeling van regimenten, bataljons en compagnieën van de belangrijkste legers in Europa op dat moment. Duidelijk wordt ook de zeer afwijkende samenstelling van de Britse infanterie.
De hier besproken wijziging in de organisatie wordt overigens niet afgekeurd, zoals te doen gebruikelijk, maar juist toegejuicht.


DE ORGANISATIE DER INFANTERIE,
De oorlogsbegrooting voor het jaar 1880 doet ons een blik slaan in hetgeen de organiseerende hand des Ministers vermag ; het is daarom van belang na te gaan in hoeverre de voorgenomen maatregelen als zoo vele stappen in de goede richting beschouwd mogen worden.
Om dit met vrucht te kunnen doen, is het noodig de tegenwoordige organisatie, alsmede die der voornaamste Europeescbe mogendheden kort in herinnering te brengen. Dit laatste niet zoo zeer om eene slaafsche navolging te prediken, doch wel om algemeen gehuldigde van algemeen afgekeurde vormen te leeren onderscheiden.
Met dit gedeelte onzer taak aanvangende, zij het volgende omtrent de organisatie der infanterie aangeteekend :

Pruisen:
115 linieregimenten van 3 bataljons ad 4 compagnieën
14 jagerbataljons ad 4 compagnieën
Oostenrijk:
80 linieregimenten van 5 bataljons ad 4 compagnieën
33 jagerbataljons ad 4 compagnieën
Frankrijk:
144 linieregimenten van 4 bataljons ad 4 compagnieën
4 zouaven-regimenten van 4 bataljons ad 4 compagnieën
3 turco-regimenten van 4 bataljons ad 4 compagnieën
30 jagerbataljons ad 4 compagnieën
Rusland:
192 regimenten van 4 bataljons ad 4 compagnieën
36 tirailleerbataljons ad 4 compagnieën
Italië:
80 regimenten van 3 bataljons ad 4 compagnieën
10 bersagliere-regimenten van 4 bataljons ad 3 of 4 compagnieën
10 Alpenjager-bataljons ad 4 compagnieën
België:
18 regimenten van 3 bataljons ad 4 compagnieën
1 karabiniersregiment van 4 bataljons ad 4 compagnieën
Groot-Britannië:
83 regimenten van l bataljon ad 10 compagnieën
27 regimenten van 2 bataljons ad 10 compagnieën
1 regiment van 3 bataljons ad 10 compagnieën
2 regimenten van 4 bataljons ad 10 compagnieën

Van de Engelsche bataljons blijven bij eene mobilisatie 2 compagnieën achter, zoodat het veld-bataljon feitelijk uit 8 compagnieën bestaat. De zeer afwijkende formatie der Engelsche infanterie buiten beschouwing latende, blijkt alzoo uit dit overzicht, dat er groote eenstemmigheid heerscht ten opzichte van het aantal compagnieën waaruit de verschillende bataljons bestaan; slechts bij de Italiaansche Alpenjagers worden enkele bataljons door 3 compagnieën gevormd, alle anderen tellen er 4.
Wanneer wij nu mededeelen, dat de tegenwoordige organisatie onzer infanterie aangeeft:
9 regimenten van 4 bataljons ad 5 compagnieën, dan zal het wel niemand verwonderen, wanneer de nieuwe
9 regimenten van 5 bataljons ad 4 compagnieën, wat de compagnieënindeeling betreft, onze volledige sympathie wegdraagt.
De 5de compagnie onzer bataljons, vroeger de tirailleur-compagnie, had behooren te verdwijnen, toen gewijzigde inzichten omtrent de vechtwijze der infanterie, het optreden in verspreide orde meer tot den algemeenen regel verhief. Wij bleven in dit opzicht achterlijk, en wanneer de herziene reglementen geraadpleegd werden, blijkt niet onduidelijk, dat de ontwerpers met die 5e comp. min of meer verlegen waren; het executiereglement draagt daardoor een enigszins verwrongen karakter.
Dit stelsel van vasthondenheid ware te verdedigen geweest, indien men het algemeen had gehuldigd, zooals bijv. in Duitschland geschiedt, waar o.a. de drie gelederen opstelling nog bestaat, niettegenstaande deze bijna overal elders afgeschaft is. Dezen weerzin in het breken met ingewortelde toestanden treft men evenwel ten onzent niet aan, integendeel was het legerbestuur immer zeer mild in het ontwerpen zoowel van weinig beduidende reorganisatiën, als van wijzigingen in de exercitie-reglementen enz; daarom is het dan ook vreemd, dat men er nimmer toe overging die 5e comp. over boord te werpen.
Uit dit oogpunt beschouwd, zou het alzoo te betreuren zijn, indien bijkomende omstandigheden aanleiding gaven, om de zoo zeer gewenschte hervorming uit te stellen.
Ten opzichte der bataljonsindeeling is de eenvormigheid minder treffend; alleen Oostenrijk telt 6 bataljons per regiment, overigens wordt de indeeling in 3 of 4 bataljons gehuldigd. Daar het regiment niet evenals het bataljon een tactische eenheid vormt, kan deze formatie als van ondergeschikt belang geacht worden, en is het tamelijk onverschillig of men over 3 regimenten van 4 bataljons, dan wel over 4 regimenten van 3 bataljons te beschikken heeft. Bij de eerste indeeling wordt evenwel de staf van een regiment uitgespaard; uit dien hoofde schrijft alzoo de zuinigheid voor, om te handelen zooals de Minister doet; wel zullen onze aanstaande regimenten uit 5 bataljons bestaan, doch feitelijk wordt dit getal tot 4 herleid, aangezien het 5e bataljon bestemd is tot het leveren der bezettingstroepen, en om later als reserve op te treden. Wij kunnen dus ook in dit opzicht onze adhaesie van 's Ministers plannen betuigen.

Het aantal hoofden, waaruit elke compagnie bestaat, is mede een zaak van gewicht; over het algemeen rekent men, dat meer dan 250 man niet door één kapitein geleid kunnen worden, terwijl bij een sterkte, beneden de 250 man de onder-afdeelingen te weinig talrijk zijn. In verband hiermede is de meest gewenschte organieke sterkte 250 man, d.i. 1000 per bataljon, waarbij dan toch gerekend kan worden, dat men met ongeveer 200 man voor den vijand kan optreden, daar er toch altijd, ook buiten het vijandelijk lood, op eenig sterkteverlies gerekend moet worden.
Ook in dit opzicht de gegevens omtrent de legersterkte van andere Rijken nagaande, komen wij tot het volgende besluit:

Duitschland: 250 man per compagnie.
Oostenrijk: 230
Frankrijk: 250
Rusland: 250
Italië: 200
België: 200
Engeland: 125
Nederland: 188
Nieuwe organisatie: 218

Vooraf zij aangeteekend, dat deze sterkte-opgave tevens den sleutel geeft tot de vreemde organisatie der Engelsche compagnie, daar 8 comp. ad 125 man gelijk staan met 4 comp. ad 250 man; het geldt hier dus meer een naamquaestie, de Engelschen noemen een compagnie wat bij andere Rijken als peloton wordt beschouwd, en daaruit volgt dat hun organisatie zeker de duurste is.
Van meer belang is evenwel voor ons, te ontwaren, dat Nederland bij de nieuwe organisatie een stap voorwaarts doet, al had men mogen verwachten, dat er meer tot het ideaal zou zijn genaderd.
We mogen hierbij evenwel niet onvermeld laten, dat de Minister in zijn begrooting enkel op miliciens en niet op vrijwilligers rekent; hetgeen zeker verstandig is, daar de vrijwilligers er toch niet zijn; mocht de toestand evenwel in dit opzicht voordeeliger worden, dan kan de sterkte der compagnieën ook vermeerderen. Dat de Minister het onnoodig achte dit aantal te beperken tot 250—218 = 32 man, uit vrees dat anders het ideaal overschreden mocht worden, zal zeker wel niet euvel geduid worden door hen, die eenigszins met de bestaande toestanden bekend zijn.
Aangezien onder het hiervoren bedoeld aantal hoofden de officieren niet begrepen zijn en het geen onverschillige zaak is de verhouding tusschen gezagvoerders en soldaten oordeelkundig te regelen, zoo zal ook dit gedeelte der organisatie nagegaan dienen te worden. De compagnieën worden in den regel in 3 of 4 onderdeelen (pelotons of sectiën) gesplitst, en wenschelijk zou het wezen, ook met het oog op de vele verliezen, om elk zelfstandig onderdeel (sectie) door een officier te doen commandeeren. Daardoor zou evenwel bij de verdeeling in vieren de verhouding tusschen luitenants en kapiteins, met het oog op de kans tot bevordering, zeer nadeelig worden, en schijnt het dus wenschelijk, om bij deze formatie één der sectiën door een sergeant-majoor of onderofficier te laten aanvoeren.
Wenschelijk ware dus de onderverdeeling in drieën, doch hiervan zou bij ons leger een zoo aanzienlijke omwenteling in de reglementen het gevolg zijn, dat het wellicht maar beter is, zoo ver niet te gaan.
De bedoelde verhouding nu is bjj de verschillende mogendheden de volgende:

Duitschland: 1 officier op 50 man - 1 man kader op 11 à 12 man
Oostenrijk: 1 officier op 56 man - 1 man kader op 11 à 12 man
Frankrijk: 1 officier op 63 man - 1 man kader op 8 à 9 man
België: 1 officier op 50 man - 1 man kader op 8 à 9 man
Engeland: 1 officier op 42 man - 1 man kader op 11 à 12 man
Nederland: 1 officier op 63 man - 1 man kader op 11 à 12 man
Nieuwe organisatie: 1 officier op 50 man - 1 man kader op 12 man

Ook in dit opzicht wordt alzoo verbetering bespeurd. Behalve het 5de bataljon per regiment, dat als reserve kan optreden, spreekt de Minister nog van een 6de reserve-bataljon, tot de vorming waarvan o.a. per regiment 3 kapiteins en l luitenant voor speciale diensten uitgetrokken worden, terwijl er tevens aan gedacht wordt aan deze officieren een taak bij de vorming der schutterij op te dragen.
Uit dit laatste oogpunt is die vermeerdering van het aantal kapiteins goed gezien, aangezien deze rang gewenscht is, met het oog op de verhouding tegenover de schutterofficieren; doch overigens klinkt het eenigszins vreemd deze wijziging der organisatie te pas te brengen bij de bespreking van dat reserve-bataljon. Volgens de tegenwoordige organisatie zijn er namelijk 2 luitenants voor speciale diensten per bataljon, of 66 luitenants in het geheel, en dit getal wordt nu: 27 kapiteins en 9 luitenants ; ergo een vermindering van 30 officieren.
Hoe men nu meent door eene vermindering reserve-bataljons te kunnen vormen, is niet recht duidelijk, evenmin blijkt waar het meerdere kader vandaan moet komen.
Aan die 6e bataljons meenen wij alzoo weinig waarde te moeten hechten.
Behoudens deze opmerking mag intusschen de ontworpen reorganisatie van het wapen der infanterie als een stap in de goede richting beschouwd worden. Moge oppositie veelal nut stichten, het vaderland wordt er zeker toch nog meer door gebaat, wanneer lof toegezwaaid kan worden aan de pogingen der regeering, om onze verdedigbaarheid op behoorlijken voet te regelen. Wij verheugen ons dan ook ten zeerste te dezen opzichte een woord van ingenomenheid te kunnen doen hooren.
MARS.

Link naar de gedigitaliseerde krant waar het artikel uit komt:
http://resources2.kb.nl/010100000/pdf/DDD_010104558.pdf

Politieke spotprent bij de titel van dit verhaal is van Fritz Behrendt, uit de collectie van het Legermuseum, Delft

zondag 4 september 2011

Vreemde voorwerpen in de oogbal


In "Sachsen in großer Zeit" staat in het hoofdstuk over gezondheidszorg tijdens de Eerste Wereldoorlog een stukje getiteld: "Der Sweetapparat".
Het gaat hier om een apparaat dat met behulp van röntgenstralen de positie kan localiseren van lichaamsvreemde voorwerpen die in de oogbal zijn binnengedrongen. Ontwikkeld door de Amerikaan Dr. William Sweet uit Philadelphia, die het apparaat op grond van zijn tienjarige ervaring tot in de uiterste perfectie had doorgeconstrueerd. Het Dresdener Garnison-Lazarett beschikte als enige in Duitsland over een dergelijk apparaat. Curieus om te lezen hoe ze aan deze "vijandelijke" technologie kwamen:


Der einzige Sweetsche Apparat im Bereich der Zentralmächte war in der I. Kgl. Ungarische Universitäts-Augenklink in Budapest im Gebrauch. Durch Vermittelung des Königlich Sächsischen und des k.k. Österreichisch-Ungarischen Kriegsministeriums wurde es Herrn Prof. v. Pflugk und mir ermöglicht, das Verfahren in Budapest zu studieren und den Apparat zeichnerisch und photographisch derartig aufzunehmen, daß er von der Dresdener Röntgenfirma Koch und Sterzel für unser Garnison-Lazarett erbaut werden konnte.

Improved Foreign Body Localizer

Nieuwsgierig geworden naar het apparaat van Dr. Sweet kwam ik op enkele artikelen van zijn hand en het boek "Röntgen rays and electro-therapeutics" waarin de methode wordt uitgelegd. Simpel gezegd komt het er op neer dat een röntgenfoto van het oog wordt gemaakt waarbij twee vaste punten naast het oog worden meegefotografeerd waarvan de locatie exact bekend is. Door driehoeksmeting tussen deze twee vaste punten en het vreemde voorwerp kan nu precies de plaats van het voorwerp berekend worden. Het is eigenlijk het schaduwbeeld van de drie punten dat op de foto zichtbaar is. Soms werden meerdere opnamen vanuit verschillende richtingen gemaakt om tot een nauwkeuriger berekening te komen. Sweet was er voor het eerst in geslaagd om een bruikbaar apparaat te maken dat de gevoelige plaat en de twee aanwijzers die de vaste punten leveren, op zijn plaats te houden naast het hoofd van de patiënt. Het hoofd moest gefixeerd liggen en de patiënt naar een bepaald punt kijken om de oogbal evenwijdig te houden aan de opnameplaat. Met deze opstelling kon de plaats van vreemde voorwerpen tot op de millimeter nauwkeurig worden bepaald. Zie de afbeelding voor een schematische voorstelling van het principe.

Voor wie het echt wil weten hier enkele links:

artikel Sweet: Improved Apparatus for Localizing Foreign Bodies in the Eyeball by the Roentgen Rays
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1322617/pdf/taos00139-0332.pdf
boek: Röntgen rays and electro-therapeutics, with chapters on radium and phototherapy, door Mihran Krikor Kassabian (bestand 40 MB)
http://ia600409.us.archive.org/32/items/rontgenrayselect00kassiala/rontgenrayselect00kassiala.pdf

In een ander artikel wordt geschreven over een testmethode waarbij voorwerpen in de ogen van schapen en konijnen werden geduwd om proefmateriaal te hebben. Overigens was de kans nog steeds klein dat het verwijderen van een voorwerp ook tot resultaat had dat het oog behouden bleef. De resultaten werden van tijd tot tijd gepubliceerd in een overzicht. Van een totaal van 982 gevallen werden er 812 veroorzaakt door deeltjes ijzer of staal, 60 door koper, messing of ander niet-magnetisch metaal, 73 door hagel, 32 door glas en 5 door steenkool. Van deze 982 gevallen werden 280 oogballen gered, maar in de meeste gevallen was het zichtvermogen minder dan 50%.



In het boek van Kassabian wordt ook enige aandacht gegeven aan de geschiedenis van het gebruik van röntgenstralen voor militaire medische toepassingen op het slagveld. Röntgenstralen werden voor het eerst succesvol toegepast in 1897 in de Grieks-Turkse oorlog. Naar aanleiding daarvan werden verbeteringen aangebracht voor gebruik van apparaten in het veld. Chirurg-majoor Beevor paste ze toe aan de Indiase grens tijdens een conflict in 1898, gevolgd door Majoor Battersby die de leiding had over röntgenapparatuur tijdens veldtochten in de Soudan. Na de slag bij Omdurman werden 121 gewonde soldaten behandeld waarvan er 21 niet hadden kunnen worden gered zonder de correcte diagnose met röntgenapparatuur.
Ene Clinton Dent, oorlogscorrespondent in Zuid-Afrika, heeft geschreven over de verwondingen veroorzaakt door Mauser kogels die zich in botten boren en ze daarna doen breken. Majoor Matignon heeft uitvoerig geschreven over röntgenapparaten in gebruik bij de vijfde divisie van het Japanse leger in Mantsjoerije, tijdens de Japans-Russische oorlog. De benodigde stroom werd geleverd door een dynamo die aangedreven werd met handkracht. Twee man moesten continu de dynamo draaiend houden om voldoende stroom te produceren.
Het gebruik van röntgenstralen zorgde voor een nieuw tijdperk in militaire chirurgie. Kogels en bomfragmenten konden worden gelocaliseerd, botbreuken worden vastgesteld zonder de patiënt bloot te stellen aan onnodige pijn en infecties.

Een portretfoto van Dr. Sweet vond ik in een artikel "Miracles of surgery shown in a great congress" in de New York Times van 19 november 1911. "Amazing Operations Performed at the Biggest and Most Interesting Gathering of Surgeons Ever Held in this Country" staat er boven.

De firma Koch & Sterzel Spezialfabrik wissenschaftlicher Apparate und Instrumente heeft nog tot in de DDR tijd bestaan. Later onder een andere naam en in 1990 overgenomen door Siemens waarna het bedrijf stukje voor stukje werd ontmanteld. Ze maakten niet alleen röntgenapparatuur maar ook transformatoren, meetinstrumenten en radio's.
De laatste foto is van een apparaat van Koch & Sterzel in een verlaten industriecomplex. Symboliseert wel een beetje de teloorgang van de industrie uit het oosten van Duitsland.