dinsdag 21 december 2010

Ernstig vuurwerk

Dit verhaaltje begon eigenlijk als een spin-off van de geplande mini-expositie "klap op de vuurpijl" in het Collectie Informatie Centrum van het Legermuseum, maar omdat de mini-exposities geslachtofferd zijn met het oog op Soesterberg, is het nu een weeskind. Geheel in de geest van de Amerikaanse filosoof Roy Sorensen die gisteren te gast was in Wintergasten en die gespecialiseerd is in dingen die er feitelijk niet zijn, maar die wel invloed hebben op de dagelijkse gang van zaken. Ik bedoel hier niet het nieuwe museum hoor, maar de mini-expositie. [smile]

Mathieu zorgde voor de titel. In zijn mooie artikel in de nieuwe Armamentaria die vandaag verscheen, staat het woord "ernstvuurwerk" als tegenhanger van "siervuurwerk". Hij schrijft over oorlogsvuurpijlen dat ze in het derde kwart van de 19e eeuw uit het zicht verdwenen als oorlogswapen, maar alleen nog werden gebruikt als signaalmiddel. En dat is nu precies waar ik naar toe wil.
Nachtelijk vuurwerk boven het slagveld

De hemel boven het slagveld moet er af en toe uitgezien hebben alsof er een machtig vuurwerk aan de gang was. Behalve door over en weer vliegende granaten werd de hemel doorkliefd met vuurpijlen en lichtsignalen van verschillende kleuren en vormen. De volgende impressie is van zo'n "son et lumière" boven de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.

“Eergisteren van acht uur ’s avonds tot in de vroege morgen ben ik getuige geweest van de beschietingen. Ik zat er als in de loge van een schouwburg en door de kijksleuf zag ik voor mijn ogen hoe de opera zich afspeelde; een barbaarse en ononderbroken muziek, Franse en Duitse kanonschoten van alle kalibers, geweerschoten, mitrailleurs. De vlammen van de schoten verlichtten de hemel, de harde lichtflitsen van de weerkaatsingen doortrokken de hemel. Vreemde langgerekte acteurs die naderbij kwamen, zich weer terugtrokken, zich vergrootten, verkleinden, lichtkogels die uiteenspatten in een regen, lichtsignalen in een bundel, in een bol, witten oranje-roden blauwen groenen stijgen op, bijzondere en geraffineerde danseressen."

Het citaat is uit een brief van 2 september 1915 van schrijver-dichter Guillaume Apollinaire gepubliceerd in "Lettres à Madeleine". Apollinaire was artilleriewaarnemer in het Franse leger en gefascineerd door de techniek, de dynamiek en de energie van de oorlog. Wat hij zag was een nachtgevecht aan het loopgravenfront, met alles wat er bij hoorde, een artilleriebeschieting, een infanterieaanval en de onvermijdelijke reacties van de tegenstander. De kanonnen kregen hun aanwijzingen niet alleen van artilleriewaarnemers maar regeerden op lichtsignalen van de soldaten in de voorste loopgraven. Als de infanterie na een aanval de bereikte posities wilde markeren werden gekleurde vuurpijlen afgeschoten. Schoot de eigen artillerie te kort, wat geen uitzondering was, dan volgde het signaal "vuur naar voren verleggen". Er konden andere eenvoudige bevelen gegeven worden, zoals "vuur terugleggen", "spervuur", "breng meer munitie", "zend reserves", enz. De signalen konden bestaan uit verschillende kleuren of vormen, waarvan de betekenis voorafgaand aan de aanval was afgesproken. De betekenis moest zo lang mogelijk geheim blijven en de code werd minstens elke week veranderd, om de vijand niet in de kaart te spelen.

Het gebruik van lichtsignalen was een snelle vorm van communicatie, in een tijdperk waarin draadloze communicatie nog nauwelijks bestond, zonder tussenkomst van hogere instanties. Het was wel éénrichtingsverkeer, van voren naar achteren. Ook zorgde de zichtbaarheid en herkenbaarheid nog wel eens voor vergissingen. De tegenstander gebruikte ook lichtsignalen, die nauwelijks verschilden van de eigen signalen en niet alle kleuren waren even goed te herkennen. Rood, groen, geel en wit waren de beschikbare kleuren en door combinaties te maken werd het aantal mogelijkheden uitgebreid, maar dat werd er niet eenvoudiger op en de kans op vergissingen was groot. Uit de aanbevelingen in de voorschriften blijkt dat rood de best zichtbare kleur was en dat groen en geel gemakkelijk verward konden worden met wit licht. Naast de verschillende kleuren had men de beschikking over signalen die variaties in vorm te zien gaven. Duitse voorschriften spreken over:

Sternpatronen, Signalpatronen mit Perlen, - mit Verästelung, - mit Doppelstern, - mit Blitz., - mit nachziehenden Perlen en dan waren er ook nog patronen die voorzien waren van een kleine parachute om de lichtbol zo lang mogelijk in de lucht te houden. Het is in deze warboel begrijpelijk dat vergissingen vaak voorkwamen. Als de communicatie tussen infanterie en artillerie niet lukte, dan kon dit vele slachtoffers tot gevolg hebben, soms door het "eigen vijandelijke vuur", waarmee de eigen te kort schietende artillerie bedoeld werd. De aanbeveling was dan ook om alleen enkelvoudige signalen te gebruiken, in één kleur en met maar één vooraf afgesproken betekenis, en om dat signaal net zo lang te herhalen tot de boodschap was overgekomen.

Apollinaire zag het ernstige vuurwerk vanaf een relatief veilige positie. Maar dat was voor hem niet voldoende. Hij was, zoals meer kunstenaars in die tijd, gefascineerd door de oorlog en vond het een voorrecht om het te mogen meemaken. Hij was eerst als vrijwilliger bij de artillerie terecht gekomen maar hij vond dat hij daar niet dicht genoeg op de actie zat. Hij vroeg overplaatsing aan naar de infanterie om voor in de loopgraven midden tussen het strijdgewoel te zitten. Hij wilde het allemaal zelf ondergaan. De italiaanse futuristen gingen nog een stap verder. Ze beschreven de oorlog als het buitengewone gevoel van de onweerstaanbare kracht van destructie. De moderne oorlog vroeg om een moderne manier van schilderen. Het realisme had voorgoed afgedaan en voldeed niet meer om de nieuwe tijd te beschrijven. Ze verheerlijkten de oorlog en zagen het als een opstuwing van het leven naar een hoger niveau van activiteit. Kracht, snelheid, dynamiek. Ze bewonderden de technische vooruitgang, technologie en mechanisatie. De toekomst was het enige dat telde en er moest afgerekend worden met het verleden. Ze verheerlijkten het gevaar en de spanning, overdrijving, destructie, rebellie. "Buiten de strijd is er geen schoonheid. Geen meesterwerk zonder agressief karakter" stond in het manifest van Marinetti te lezen.
(In het manifest stond ook dat alle musea verbrand moesten worden, maar dat schrijf ik hier natuurlijk niet).

Op het omslag van de Gallimard-uitgave van de brieven van Apollinaire uit 2005 staat een schilderij afgebeeld van Gino Severini, ook één van de Italiaanse futuristen, getiteld "Kanon in actie", dat heel goed aansluit bij de tekstpassage. In een poging om ook het lawaai en de bewegingen uit te drukken heeft hij er voor gekozen om teksten als een collage te integreren in zijn schilderij. Het schilderij kan niet alleen bekeken worden maar ook gelezen. "Bboumm - Vuur! - arithmetische perfectie - geometrisch ritme - kracht - geleidelijk naar de aarde afbuigende boog - de aarde verheft zich in golven tegen het kanon - precisie - mechanische soldaten laden systematisch - diepte, angst, stilte "


Overigens keerde Severini zich al vrij snel weer af van deze techniek, omdat het gebruik van teksten toch niet ideaal was en hij raakte ook gefrustreerd omdat het hem niet lukte om de bijtende stank van de loopgraven uit te beelden. Hij liet de oorlog voor wat hij was en ging voortaan verder met het schilderen van stillevens. Andere kunstenaars konden het spektakel van de oorlog niet verwerken; ze kregen psychische problemen en belandden in een inrichting.
Apollinaire bleef zijn opvattingen trouw maar liep in 1917 een hoofdwond op waardoor hij voor de rest van de oorlog uitgeschakeld was. Ik zag in het Historial in Peronne ooit een tentoonstelling over Apollinaire met in een vitrine het met bloed besmeurde boek dat hij aan het lezen was toen hij de granaatscherf tegen zijn hoofd kreeg. Dan is de oorlog weer heel dichtbij.


Over kunstenaars in de Eerste Wereldoorlog: www.art-ww1.com/gb/visite.html

Bij de twee kleine foto's:
Italiaan prepareert een signaalraket
Helft van een britse stereofoto "instructie in de open lucht over signaalraketten en lichten"
Bij de laatste foto: Flares fired by M777 howitzers to illuminate during Operation Tora Arwa V in the Kandahar province Aug. 2 2009.

Vorschriften für den Stellungskrieg für alle Waffen
Teil 9. Nachrichtenmittel und deren Verwendung, Berlin 1917
Teil 4. Leuchtmittel, Berlin 1916
Teil 5. Der Artillerieflieger und der Artillerieballon, Berlin 1918

Boekreferentie: Guillaume Apollinaire, Lettres à Madeleine, Gallimard Paris 2005

Nieuw uitgekomen: Armamentaria 45, jaarboek Legermuseum 2010/2011. Met o.a. Mathieu Willemsen, Oorlogsvuurpijlen en het Nederlandse Leger

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zondag 12 december 2010

Declaration of Independence


Het moet weer eens over Amerikanen gaan. Niet dat ik nou zo dol ben op dat land, en het is ook niet mijn favoriete volk, maar ze geven wel stof tot schrijven.
Lee Ann Potter van de National Archives in Washington gaf deze week op de Digitaal Erfgoedconferentie een dijk van een lezing waar geen van de andere sprekers ook maar een moment bij in de schaduw kon staan. Hoe doen ze dat toch, die Amerikanen? OK, wat ze te vertellen had was inderdaad ook wel de moeite waard, maar het zit 'm toch vooral in de presentatie. De vanzelfsprekendheid, de overtuiging waarmee het gebracht wordt. Als een Hilary Clinton die er tot het laatst van overtuigd is dat ze de verkiezingen gaat winnen. En altijd alles in superlatieven. Het grootste, het mooiste, het beste, het meeste. Een miljoen bezoekers bij het archief, van mensen die er allemaal in de rij staan om naar de drie belangrijkste originele documenten, de "Charters of Freedom" te kijken: Constitution of the United States, Declaration of Independence en de Bill of Rights.


Het enige wat ik daar tegenover kan stellen is dat ooit voor een expositie in het Legermuseum, over de inzet van Nederlandse militairen in voormalig Indonesië, de originele onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië is tentoongesteld, en dat het bruikleen toen verzekerd was voor 500.000 gulden. Hoeveel bezoekers dat heeft getrokken weet ik niet.
Nu hebben de Amerikanen ook nog niet zo veel geschiedenis. Dat gaf zelfs Lee Ann volmondig toe, maar ze buigen dat dan weer om tot een voordeel. Ze hebben hun geschiedenis ingedeeld in een genormaliseerde, vastgestelde tijdbalk, volgens de National Standards for History. Deze standaard begint met Era 1, The Beginnings of Human Society. We zitten volgens deze schaal nu in Era 10. Mooi overzichtelijk zo.

Het Amerikaanse architectenduo Diller en Scofidio heeft ooit geprobeerd de hele Amerikaanse geschiedenis samen te vatten in 50 Samsonite koffers. Ze brachten hun 200 jarige geschiedenis in beeld onder twee trefwoorden: Beds and Battlefields, bedden en slagvelden. Het begin en het einde van het leven, zou je kunnen zeggen. Onder bedden werd dan verstaan de geboortebedden, in de geboortehuizen van Amerikaanse persoonlijkheden zoals presidenten en generaals. Ze schijnen een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op de gemiddelde Amerikaanse toerist. Dat de oorspronkelijke geboortehuizen vaak al lang verdwenen zijn is geen enkele belemmering. Ze zijn gewoon opnieuw geconstrueerd. Voor de Amerikaan maakt het geen verschil of zo'n bed nu echt is of een replica.


Ik heb me laten vertellen dat van die originele Amerikaanse documenten, er minstens één of misschien wel alle drie, een replica is. Dus waar die 1 miljoen bezoekers zich aan staan te vergapen is nog niet eens echt ook. Het origineel was lang geleden al zo verbleekt dat er bijna niets meer te lezen was, waarna ze hem heel precies nagetekend hebben. De versies die er nu liggen zijn ook al weer zo verbleekt dat ze nauwelijks nog te lezen zijn.
Ik heb de authenticiteit geprobeerd te verifiëren op internet maar ik vond geen site waar dat op stond, en de National Archives zullen de laatste zijn om het toe te geven. Toen was er ook nog geen WikiLeaks natuurlijk.
Wat ik wel tegen kwam was dat er ook "authentieke reproducties" worden aangeboden. In de eerste plaats in de winkel van de National Archives zelf, tot en met T-shirt versies aan toe; het is gewoon merchandise. Het zijn misschien wel de meest gekopieerde documenten in de VS. The National Archive (dus zonder "s", in hele kleine lettertjes: A private free enterprise not affiliated with archives.gov.) biedt reproducties aan die volgens één van de reacties op de site, er beter uitzien dan de originelen in Washington. Ja, waarom zou je eigenlijk nog naar Washington gaan. Voor 29,97 dollar krijg je alle drie de documenten thuisgestuurd. En je krijgt je geld terug als je niet tevreden bent. 100% MONEY BACK GUARANTEE IF NOT DELIGHTED.


Overigens zijn er wel officiële oude kopieën van deze documenten. Van de Declaration of Independence zijn in 1823 door drukkerij William Stone 200 kopieën gemaakt waarvan er nog 35 bekend zijn.
Eén ervan dook dit jaar op in een rommelwinkeltje in Nashville, Tennessee. Hij bracht bij een veiling $ 477.650 dollar op. De vinder had hem voor $ 2,48 gekocht, en verklaarde met het geld een nieuwe tweedehands auto te gaan kopen, een serre aan zijn huis te gaan bouwen, en een deel aan zijn ouders en aan goede doelen te geven. Wat een mooi Amerikaans verhaal weer.


De oudste afschriften van de Declaration of Independence zijn de zogenaamde Dunlap prints, vernoemd naar de drukker die ze maakte op 5 juli 1776, dus 1 dag na de beroemde 4th of July, en werden direct door boodschappers te paard verspreid door de koloniën.
Er zijn er waarschijnlijk 200 gemaakt. In 2009 werd een 26e kopie van zo'n Dunlap print gevonden bij de National Archives in Londen. De 25e kopie was ooit geveild voor 8.14 miljoen dollar.


Bij de afbeelding boven aan dit artikel van links naar rechts:
Constitution of the United States
Signed Copy of the Constitution of the United States; Miscellaneous Papers of the Continental Congress, 1774-1789; Records of the Continental and Confederation Congresses and the Constitutional Convention, 1774-1789, Record Group 360; National Archives.
Declaration of Independence
Official signed copy of the Declaration of Independence, August 2, 1776; Miscellaneous Papers of the Continental Congress, 1774-1789; Records of the Continental and Confederation Congresses and the Constitutional Convention, 1774-1789, Record Group 360; National Archives.
Bill of Rights
Engrossed Bill of Rights, September 25, 1789; General Records of the United States Government; Record Group 11; National Archives.


Website van de afdeling van de National Archives and Records Administration die zich bezig houdt met lesprogramma's voor het onderwijs aan de hand van originele documenten. Hier is alles over de documenten te vinden, inclusief afbeeldingen.
http://docsteach.org/

De National Archives Store, met reproducties in allerlei soorten en maten, en ook een "Create Your Own Document Kit" met ganzenveer, inkt en een blanco stuk perkament.
http://estore.archives.gov/category.aspx?categoryID=54

De tentoonstelling in het Legermuseum gehouden in 1993: Inzet in Nederlands-Indië, 1945-1950, heeft als archiefreferentie 0875

Het boek van Diller and Scofidio heet: "Back to the Front: Tourisms of War", FRAC, Basse Normandie 1994

Site waar je de drie Charters of Freedom kan kopen : http://www.thenationalarchive.com/index.html

Veilinghuis Raynors' waar de vondst van Nashville geveild is en waar vaker historische documenten geveild worden:
http://www.hcaauctions.com/index.html
Het is alleen al een feest om online door hun 178 pagina's tellende veilingcatalogus te bladeren. Highlight in de komende veiling is de oudst bekende handtekening van de moordenaar van Abraham Lincoln. Moet tussen de 13.000 en 15.000 dollar gaan opbrengen. Bieden kan ook online en het hoogste bod staat tot nu toe op 9.250

PDF download van de Dunlap print bij de National Archives in Londen:
http://www.nationalarchives.gov.uk/documentsonline/details-result.asp?queryType=1&resultcount=1&Edoc_Id=8199065



Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zaterdag 4 december 2010

Kanonnen opgevist uit de Straat van Messina


Vandaag weer eens een echt archief-artikel. Het archiefwerk loopt voor mij op z'n eind vanwege het naderende einde van de stage, en ik probeer zoveel mogelijk losse eindjes weg te werken zodat een eventuele opvolger daar niet mee opgezadeld zit. Het lijkt onvermijdelijk dat er altijd een restje ongeregeld overblijft. Een van de moeilijk plaatsbare dossiers onder uit de kast bestond uit :
Een halve getypte pagina zonder titel, datum of schrijver, een envelop met een reeks krantenknipsels, twee handgeschreven notities in het hoofdpijnhandschrift van Generaal Hoefer gedateerd 1937, en een melinex mapje met drie sterk aangetaste vrachtetiketten in het Italiaans.
Ga daar maar iets van maken.

Op de envelop met krantenknipsels staat getikt: Kanonnen. Opgevist in de straat van Messina. Thans in het Legermuseum. En met de hand bijgeschreven: M.A.de Ruyter.
Het beeld begint zich al te vormen. Als de krantenknipsels zelf onder de loep worden genomen wordt alles duidelijk. Het gaat om resten van de vloot van Michiel de Ruyter, die in 1937 gevonden zijn in de Straat van Messina. Drie kanonnen en een anker, afkomstig van de vloot waarmee admiraal de Ruyter op 23 april 1675 ter hoogte van Stromboli zijn laatste zeeslag leverde. Deze resten zijn in 1937 bij toeval gevonden, door een Italiaanse expeditie die op zoek was naar gezonken oorlogsschepen uit de Eerste Wereldoorlog.
Over de vondst zegt een van de knipsels:
"De directeur van het Legermuseum, Generaal-Majoor b.d. F.A.Hoefer, wien deze vondst ter ore kwam, heeft zich vervolgens, na zich met den Minister van Defensie te hebben verstaan, in een persoonlijk schrijven tot Mussolini gewend, teneinde te verkrijgen dat deze herinneringen aan een voor ons land zoo belangrijk historisch gebeuren, voor ons land bewaard bleven. En het gevolg van dit schrijven is geweest, dat de kanonnen eenige maanden later bij monde van den Italiaanschen gezant, onze regeering als een geschenk werden aangeboden."


De bronzen kanonnen en het anker zijn daarop met het stoomschip Tiberius van de KNSM naar Nederland vervoerd, en bij Artillerie-Inrichtingen Hembrug opgeknapt. Het was op dat moment nog niet duidelijk of de kanonnen ook afkomstig waren van het vlaggenschip, of misschien van een van de andere schepen.
Een knipsel gedateerd 11 februari 1938 kopt: De bij Palermo gevonden kanonnen zijn niet van het vlaggenschip "De Eendracht". Generaal Hoefer heeft persoonlijk medegedeeld dat de kanonnen van één van de andere schepen van de vloot zijn. Het bericht vermeldt tevens dat de kanonnen al wel staan opgesteld in het Legermuseum, maar dat de officiële overdracht nog moet plaatsvinden.

Het was nog niet zo vanzelfsprekend dat de kanonnen bij het Legermuseum terecht kwamen blijkt uit een naar de krant ingezonden brief. Ondanks het feit dat het verkrijgen van de kanonnen een initiatief van Generaal Hoefer was, meende ook Vlissingen aanspraak te kunnen maken op de kanonnen, op grond van het feit dat eerdere gevonden kanonnen ook in Vlissingen terecht waren gekomen.
"Naar men zich zal herinneren zijn er reeds vroeger een paar kanonnen van De Ruyter's vloot gevonden; die staan nu bij het standbeeld van den zeeheld te Vlissingen."
Er waren meer kapers op de kust. In een ingezonden brief in het Handelsblad van baron Van Asbeck, Commandant van het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord heet het
"Inderdaad staan eénige van die kanonnen bij het standbeeld van De Ruyter te Vlissingen, doch er staan ook eénige bij den Van Speyk's mast, vóór het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord. Mijns inziens behooren ook de thans aangevoerde kanonnen daar thuis en niet in een Legermuseum. Ik hoop dan ook, dat de autoriteiten nog bijtijds de bestemming dezer kanonnen zullen willen wijzigen in de door mij aangegeven richting."
Een reactie hierop in de avondeditie van het Handelsblad:
"Dat de kanonnen van De Ruyter nooit in een legermuseum mogen worden ondergebracht is de oud-kapitein ter zee W. F. van Erp Taaiman Kip te Amsterdam geheel eens met baron Van Asbeck. Inz. zou ze geplaatst willen zien óf bij De Ruyter's standbeeld te Vlissingen, of bij den Van Speyk's mast te Willemsoord, of wel in of bij het Ned. Historisch Scheepvaartmuseum te Amsterdam, de stad waar de Admiraal in de Nieuwe kerk begraven ligt."

En zo werd via de krant een strijd gevoerd over de bestemming van de kanonnen. Of het Legermuseum als bestemming echt in gevaar is geweest weet ik niet, maar Hoefer wint uiteindelijk, en op 3 maart 1938 verschijnt in het Utrechts Nieuwsblad een fotootje van de kanonnen en het anker op de binnenplaats van Doorwerth.
De kanonnen zijn er al op 30 december 1937 gearriveerd volgens een van de aantekeningen van Hoefer zelf. Zijn andere aantekening gaat over de precieze vindplaats van de kanonnen.

Op de halve getypte pagina, die een deel van een brief lijkt te zijn (aan de Minister van Oorlog?) en een verslag bevat van de gebeurtenissen toen de kanonnen eenmaal op Nederlandse bodem waren aangekomen, lezen we:
"Den 17 October j.l. kwamen de in kisten verpakte 3 vuurmonden en 1 anker per stoomschip "Tiberius" aan het adres van het Nederlandsche Legermuseum te Amsterdam aan. De Kon.Ned.Stoomboot Maatij. had ons tevoren hiervan verwittigd en verzocht om toezending van het oorspronkelijke connossement en tevens om eene door ons af te geven schriftelijke verklaring voor de douane dat de aan het Legermuseum geadresseerde zending voor definitieve opslag in dat Museum bestemd was. Hieraan werd door ons voldaan.
Aangezien voor de plechtige ontvangst der kanonnen op het Legermuseum eenige voorbereiding noodig was, hoopten wij den dag der aankomst der zending aldaar te vernemen. Toen dit bericht uitbleef telephoneerden wij den 20 Oct. j.l. naar de Artillerie-Inrichtingen en ontvingen ten antwoord dat de zending aldaar was aangekomen, dat de dag van doorzending naar het Legermuseum nog niet bekend was, maar dat de n.b. aan het Legermuseum geadresseerde kisten waren geopend, teneinde de inhoud te kunnen fotograferen en schoonmaken. Vooral voor het schoonmaken waarschuwen wij ten zeerste. Men bedenke dat het museumstukken zijn.
Den 21e j.l. vernamen wij dat bovengenoemde handelingen zouden zijn geschied omdat de Marine voor de zending interesse zoude hebben. Wij vestigen er nog de aandacht op dat de Italiaansche gezant ons bij schrijven van den 21 Oct. j.l. het afzenden dier zending bericht en daarbij omtrent de zending uitdrukkelijk vermeldt: "donati dal Regio Governo al Museo di Doorwerth".
De Italiaansche gezant, waarmede wij voor de regeling persoonlijk in aanraking kwamen, verklaarde gaarne bij de plechtige ontvangst van de kanonnen op het Legermuseum aanwezig te willen zijn.
Uwe Excellentie zal wel begrijpen, dat wij met de grootste verbazing kennis namen van het ophouden en openmaken der voor het Nederlandsch Legermuseum bestemde en aan hetzelve geadresseerde zending."




Om het verhaal compleet te maken zit er tussen de krantenknipsels een bericht van 19 oktober 1937 over de Italiaanse gezant bij het Nederlandse hof, die een rol heeft gespeeld bij de overdracht van de kanonnen aan Nederland. Deze heer F.M.Talliani zal dan binnenkort in het huwelijktreden met aartshertogin Margaretha van Habsburg, dochter van wijlen aartshertog Leopold Salvator en Blanche van Castilië, prinses van Bourbon.


"Aartshertogin Margaretha is 8 Mei 1894 te Lemberg in Galicië geboren en woont thans te Weenen met haar moeder. Zij is een nicht van Otto van Habsburg, den Oostenrijkschen kroonpretendent. De aartshertogin kent ons land uit eigen aanschouwing en heeft nog in December van het vorige jaar eenigen tijd gelogeerd bij den Oostenrijkschen gezant."

Aan het lichaam van de overleden de Ruyter is ook een krantenknipsel gewijd.
"Het zal niet allen Nederlandschen toeristen, die de kathedraal van Syracuse bezichtigen, bekend zijn dat deze een rol heeft gespeeld in verband met het overlijden van De Ruyter. Het stadsbestuur deed na zijn dood stappen bij de kerkelijke autoriteiten om de deelen van het lichaam die niet medegebalsemd werden, in de kathedraal te doen bijzetten. Dit stuitte evenwel op verzet, daar het begraven van Protestanten in naar Roomsch-Katholieken ritus gewijde aarde niet geoorloofd was. Na eenig gehaspel en misver¬stand tusschen het stadsbestuur en het vloot-commando werd tenslotte het gedeelte van het stoffelijk overschot, dat niet naar het vaderland zou worden vervoerd, ter aarde be¬steld „ter plaatse daar men den kapitein Noirot had begraven: die was op een kleene heuvel, omtrent honderdt schreeden van de stadt, in de baay gelegen, én rondom van de zee omringht". De vraag rijst of deze historische plek bekend is. Aan den westkant van het schiereiland Ortygia (toenmaals de geheele stad Syracuse omvattend) vindt men verscheidene kleine eilandjes, ongeveer op den aangegeven afstand van de kust. Zoo een daarvan, nevens het graf van den gesneuvelden scheepsbevelhebber Noirot, het hart van onzen grooten zeeheld bevat, kan dit dunkt mij Nederlandschen bezoekers van Syracuse niet onverschillig zijn."


Het citaat waar dit knipsel gebruik van maakt komt uit Geeraardt Brandt, Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter (1687). De herdruk uit 1988 is in de bibliotheek van het Legermuseum aanwezig, maar ook gedigitaliseerd en online beschikbaar bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren :
http://www.dbnl.org/tekst/bran002leve01_01/

Met de kanonnen van Doorwerth is het slecht afgelopen zoals velen wel zullen weten. In de Tweede Wereldoorlog vonden de Duitsers het brons een interessante oorlogsbuit en ze sleepten alles mee. Een deel van alle aanwezige kanonslopen is na de oorlog teruggevonden in Groningen, enkele grote vuurmonden waren opgeblazen, misschien om het vervoer en het omsmelten te vergemakkelijken. Brokstukken brons zijn later geschonken voor de vervaardiging van het borstbeeld (of de kopie daarvan) van Generaal Snijders, ontworpen door de beeldhouwster Isabella van Beeck-Calkoen, en voor de vervaardiging van bronzen herdenkingspenningen.
Ook hier is weer een verhaal van te maken want in het archief bevinden zich interessante stukken hierover.

Het archiefmateriaal over de kanonnen van Messina is geregistreerd onder referentienummer 1372

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives