zondag 2 juni 2013

Basalt uit Mongolië



Vrijdag ben ik met mijn moeder naar een steenhouwerij geweest om te praten over een grafmonument op mijn vaders graf. We hadden afgelopen weken ongevraagd diverse brochures door de brievenbus gekregen van grafsteenleveranciers, maar over één ding waren we het eens: wat daar werd aangeboden wilden we zeker niet. Het is een fantasiearme branche zo lijkt het. Ik weet wel, er zijn kunstenaars die hele mooie en persoonlijke dingen maken, maar zo ver waren we nog niet.
De mainstream leveranciers bieden allemaal hetzelfde aan, met eindeloze variaties binnen heel kleine marges. Alle folders zien er ook hetzelfde uit. Zwarte ondergrond met willekeurig over de pagina verspreid de fotootjes van hun creaties, en daar zit dan steevast plaatselijk een millimeterdikke laag glansvernis overheen, om ze maar zo veel mogelijk van de pagina te laten glimmen. Het deed ons denken aan de dessertkaart van een restaurant met uitbundige sorbets en ijscoupes.

Dat wilden we dus niet, en we hadden de overtuiging dat mijn vader dat ook niet mooi gevonden zou hebben. Bij mij was al vrij vroeg het idee ontstaan om een groot blok basalt te gebruiken. Vanwege de relatie met de rivier, de dijken, de kribben en waterkeringen. Eindeloos veel keren moet mijn vader uit zijn roeibootje op de basaltkeien gestapt zijn. En een ruw stuk steen beeldt de ongereptheid en authenticiteit uit die we misten in die gepolijste grafsorbets. Basalt is van zichzelf hoekig met vlakke kanten. Op zo'n vlakke kant zou dan de tekst gegraveerd kunnen worden.
Nu zijn de basaltblokken die we hier langs de rivier zien een beetje te klein maar ik had alsmaar het beeld voor ogen van de deltawerken waar ze veel grotere blokken gebruikten omdat de stroming daar veel sterker is. Kleine blokken zouden daar wegspoelen. Dat is ook gebeurd als ik me de verhalen goed herinner die me ooit verteld zijn door een scheepsmakelaar, die de speciale vaartuigen moest verkopen die voor de deltawerken zijn gebouwd. Ze moesten grotere blokken laten aanrukken om bij de pilaren van de oosterscheldekering te dumpen. De eerste lading stenen is toen weggespoeld. Ik moest in dat verband ook denken aan de noodvoorraad blokken die door Rijkswaterstaat achter de hand gehouden wordt om in geval van paniek te kunnen gebruiken. Niet dat ik zo'n blok uit hun noodvoorraad op het oog had. Ik dacht dat een land-art kunstenaar ze verwerkt heeft in een kunstwerk. Ze lagen daar toch maar te liggen. Ik kan het me niet precies meer herinneren. Was het Jan Dibbets? De stenen waren neergelegd in de vorm van de plattegrond van een kathedraal. Wie kan mijn geheugen opfrissen, waar was het ook weer en wie? Ik kan het niet meer terugvinden.
Als de nood aan de man is dan gaat Rijkswaterstaat het kunstwerk dus gebruiken om een gat in de dijk mee te dichten. Dat is toch een mooie gedachte, dat er levens gered kunnen worden met een kunstwerk. Ik zou nog wel wat gebouwen willen benoemen die we kunnen opofferen voor dat doel. Maar dit terzijde.

Basaltgroeve in Mongolië
We gingen op aanraden van de begrafenisondernemer naar een steenhouwer die basalt in zijn assortiment heeft. Een grote firma met een enorm terrein waar van alles en nog wat ligt opgestapeld, van ruw basismateriaal tot granieten teddyberen. We liepen met een verkoper over het terrein naar een plek waar ruwe blokken liggen. Basalt gebruiken ze vooral om zuilachtige monumenten te maken. Van nature zit basalt als zuilen in de bodem. Na wat gepraat bleek al snel dat het formaat dat ik voor ogen had toch wel wat lastig werd. Het zou voor het mooi zo'n 70 centimeter moeten zijn om ergens op te lijken. Wat hier op voorraad lag was allemaal te klein. Bovendien was het geen zwart basalt maar bruin. Misschien toepasselijk voor iemand die de Bruijn heet, maar ik wilde toch echt zwart.
Ik bespeurde bij de verkoper al wel enige aarzeling. Hij ging wat heen en weer bellen met leveranciers en kwam terug met het bericht dat als we het echt wilden, het wel geleverd kon worden. We moesten alleen niet al te veel haast hebben, want het kon een maand of drie gaan duren. Het stuk moest namelijk uit Mongolië komen, en aangezien de crisis ook in de stenenwereld heerste waren ze niet meer bereid om zo maar een stuk mee te nemen met een regulier transport. Het zou ook wat gaan kosten, maar als we het echt wilden dan zou hij er zijn best voor gaan doen.

Ik keek mijn moeder aan en zag aan haar gezicht dat ze daar niet enthousiast van werd. We hadden niet gedacht dat het zo'n onderneming zou gaan worden. Er zal best wel ergens in Nederland een blok basalt liggen dat aan de wensen voldoet maar we wilden toch van het hele proces geen drama gaan maken. Ter plaatse hebben we besloten om dan maar een ander ruw stuk steen uit te kiezen. Het is een Oostenrijkse gletschersteen geworden, mooi groot en donkergrijs. Daar wordt dan een bronzen plaatje op gemonteerd waar de letters verhoogd op liggen. Een compromis misschien... maar ik heb er wel vrede mee.

Toen we later met de vertegenwoordiger aan tafel zaten om de details te bespreken, gaf ik hem mijn visitekaartje. Op mijn kaartje staat een putdeksel afgebeeld, en ik zei gekscherend tegen hem:
"Dat wil ik later op mijn graf; een putdeksel".
Zijn ogen begonnen te glimmen.
"Ja dat kan!" zei hij meteen, "Dan kunnen ze de tekst ingieten. Ja, dat zijn de leuke dingen. Hoe groot zou je dat dan willen?"
Ik kreeg het idee dat hij al gelijk de afmetingen wilde bepalen en aan de slag wilde. Dat leek me een beetje voorbarig. Ik wil daar graag nog even mee wachten.


donderdag 30 mei 2013

Kaiser-Kümmel in de loopgraven


In boeken met persoonlijke oorlogsbelevingen van soldaten ben ik altijd extra geïnteresseerd als ze iets schrijven over de producten die ze gebruiken, eten of drinken. Het is verbazend hoeveel van deze merken nu
nog steeds bestaan en nog steeds gekocht en gebruikt worden. Zo had de Duitse soldaat het al over Aspirin en Leukoplast. Heel veel biermerken natuurlijk, die er nu ook nog zijn. Op een Franse ansichtkaart kwam ik eens het berichtje naar huis tegen:  "Ik moet hier 's nachts  op wacht staan in de luisterpost, het is heel koud en ik heb keelpijn. Stuur mij een doosje Valda pastilles". En wat denk je, die groene driehoekige keelpastilles bestaan nog steeds. Ze worden al meer dan honderd jaar volgens het zelfde recept gemaakt.


Mijn laatste vondst kwam ik tegen in "Im Blickfeld des Scherenfernrohrs" van Hans Schmidt-Stölting. Hij was luitenant bij een veldartillerieregiment. Tijdens een aflossing voor Verdun raakt hij met een stuk geschut vast in de modder bij Bezonvaux. Het stuk is met geen mogelijkheid uit de modder te krijgen en ze moeten uren wachten op extra paarden om er voor te spannen. Hij schrijft dan tijdens deze wachttijd: "Ich hatte noch eine Feldflasche voll Gilka, die ich herumgab. Sie wurde leer." 
Dan is mijn interesse gewekt. Wat was Gilka, en bestaat het nog steeds? 


J.A.Gilka was een Berlijnse onderneming, bekend vanwege zijn Kümmelbrantwein "Kaiser-Kümmel"
Gilka Kaiser Kümmel is een licht gezoete Kümmelbrantwein uit Kümmelolie (olie uit karwijzaad), suiker en spiritus, die 38% alkohol bevat en sinds 1836 werd geproduceerd. Gilka Kümmel heeft een dubbel destillatieproces ondergaan en is daarom van hoge kwaliteit. De Gilka Kaiser-Kümmel werd aan het hof in Wenen gedronken en daar tot k.u.k. hofleverancier benoemd. Misschien dronk de Duitse keizer het ook, maar dat is niet helemaal zeker.
De bezittingen van de familie Gilka, inclusief de productiefaciliteiten, werden in 1954 onteigend vanwege fout in de oorlog, maar de productie werd in 1972 door een familielid weer voortgezet in Hamburg. Daarna is het verkocht aan Underberg. Onder de benaming J.A.Gilka KG wordt nu in Kettwig weer opnieuw Kaiser-Kümmel geproduceerd.

Ik was al eens eerder op Kümmel gestuit in het dagboek van Hanns Schammer. Die heeft het over Rostocker Doppelkümmel. Volgens hem was het bocht. Toen ik bij mijn eigen slijter ging informeren kreeg ik te horen dat het in Nederland niet eens verkocht mag worden. Ik weet niet of het waar is, maar als het echt spiritus is dan wil ik het wel geloven.




woensdag 3 april 2013

Biscuit-fotolijstje uit WW1




Toen ik deze week de aankondiging las dat de Antiques Roadshow in 2014 een speciale uitzending gaat wijden aan voorwerpen uit de Eerste Wereldoorlog, moest ik meteen terugdenken aan een sterk staaltje van toeval dat me een jaar of tien geleden is overkomen.
Op een zondagmiddag zat ik wat te lezen in een van de boeken van Lyn Macdonald. Ik las een verhaal over een Britse soldaat die een fotolijstje had gesneden uit een van de biscuits uit zijn noodrantsoen. Die biscuits schijnen zo ongelooflijk hard geweest te zijn dat je ze pas kon eten als ze een lange tijd in water of koffie gedrenkt waren. Een goede voedingsbodem voor Britse soldatenhumor natuurlijk. De soldaat uit het verhaal had het biscuit-lijstje met de post naar huis gestuurd, niet netjes ingepakt in papier, maar gewoon kaal, met het adres op de achterkant geschreven. Nu schijnt deze grap vaker uitgehaald te zijn maar de Britse legerleiding zag de humor daar niet van in. Men vatte het op als commentaar op de kwaliteit van de rantsoenen en er dreigde zelfs straf voor degene die het in zijn hoofd haalde om zijn biscuitje op deze manier naar huis te sturen. De soldaat uit het verhaal had dan ook geen gebruik gemaakt van de militaire post, maar had er naast het adres ook een postzegel op geplakt en zijn zending in een burger brievenbus gedeponeerd.
Sterk verhaal zou je zeggen maar het wordt nog veel sterker. Op dezelfde zondag waarop ik het verhaal las, keek ik 's avonds op BBC naar de Antiques Roadshow, en daar verscheen iemand met net zo'n biscuit-fotolijstje, met opgeschreven adres en een postzegel, opgestuurd door een soldaat uit de loopgraven in Frankrijk. Hoeveel van die biscuit-fotolijstjes zijn er eigenlijk?

Dat de Britse biscuits uit de noodrantsoenen vaker opgestuurd zijn kan bijna niet anders, want er was er ook al een te zien bij een expositie in een Londens museum, een poosje geleden. Hierbij een plaatje van het Londense biscuitje en van Henry Barefield, de man die hem opstuurde.

Dat de biscuits hard waren wordt door talrijke verhalen en anekdotes bevestigd. Er werden allerlei manieren bedacht om ze klein te krijgen en eetbaar te maken. Een soldaat schreef in een brief naar huis dat ze zo hard waren dat ze met stenen in stukken werden geslagen. Hij schreef:
"I've held one in my hand and hit the sharp corner of a brick wall and only hurt my hand. Sometimes we soaked the smashed fragments in water for days. Then we would heat and drain, pour condensed milk over and get it down." 
Anderen beschreven het koken van de biscuits in een zandzak, samen met aardappelen en uien. Ik vond op internet nog een ander recept, maar dat was dan weer voor een Amerikaanse versie van de biscuits, die blijkbaar net zo hard waren. En die stammen nog uit de Amerikaanse burgeroorlog.



Ik weet niet of de plaatjes bij dit artikel precies de biscuits voorstellen uit het verhaal. Ik kan me herinneren dat het op tv getoonde exemplaar rechthoekig was en niet vierkant. Tegenwoordig worden de noodrantsoenen, inclusief biscuits weer nagemaakt. Misschien voor re-enactors of props voor films. Maar die biscuits zijn dan van gegoten kunsthars gemaakt en daar kun je zelfs geen fotolijstje meer van maken.



Later heb ik nog meermalen geprobeerd om de passage terug te vinden in het boekje van Lyn Macdonald, maar dat lukt me niet meer. Wat dat betreft lijkt het sterk op het "Boek van Zand" verhaal van Jorge Luis Borges. Nooit zal je twee keer dezelfde pagina aanschouwen en de paginanummers veranderen voortdurend van volgorde. Misschien komt er bij de Antiques Roadshow uitzending in 2014 weer zo'n biscuitje en dan zal ik bij toeval ook de bladzijde in het boek terugvinden.



zondag 3 februari 2013

Leven en werk van Isaac Wolfram



Brief Kemperman
Isaac Wolfram was een officier in het Nederlandse Leger, die omstreeks 1778 logaritmen berekende in 48 decimalen. Het zegt u waarschijnlijk niets maar in het volgende verhaal zal alles duidelijk worden.
In juni 1950 kwam bij het Legermuseum een brief binnen van het Mathematisch Centrum in Amsterdam (tegenwoordig Centrum Wiskunde & Informatica), waarin gevraagd werd om biografische gegevens over de persoon Isaac Wolfram, en dan vooral over zijn leven en werk als militair. De vraag werd gesteld namens een relatie in de Verenigde Staten, de heer E.Epperson uit Oxford U.S.A., die kennelijk informatie aan het verzamelen was voor een artikel. De heer J.H.B. Kemperman, de vraagsteller van het Mathematisch Centrum, had nog niet veel kunnen vinden over Wolfram; bij het Algemeen Rijksarchief was niets over hem bekend. Zijn dienstperiode was 1747-1788, een deel daarvan waarschijnlijk als officier bij de artillerie, maar daarmee hield het wel zo'n beetje op. Geen geboortedatum, geen sterfdatum, geen woonplaats of garnizoen. Kemperman vraagt in zijn brief of een militair deskundige hem zou willen helpen met deze "queastie".

Kolonel van Houten, de toenmalige directeur van het Legermuseum kan het een en ander boven water krijgen over Wolfram uit de oude officiersranglijsten:
3 augustus 1747 aangesteld als Onder Lieutenant bij de artillerie.
27 november 1764 bevorderd tot Ordinair Lieutenant.
1 september 1779 bevorderd tot Capitein Lieutenant.
Hij moet zich in 1787 of 1788 uit de militaire dienst hebben teruggetrokken.
Een geboortejaar werd niet vermeld, maar aangenomen mocht worden dat hij in 1788 tussen de 60 en 65 jaar oud was.

Nu, in het internet tijdperk, is het niet verbazend om wat meer over deze Isaac Wolfram te vinden:
In het tijdschrift "Mathematical Tables and Other Aids to Computing" vinden we een artikel van R.C. Archibald, Brown University, Providence, Rhode Island, onder de titel:
"New Information Concerning Isaac Wolfram's Life and Calculations".
Het artikel is uit oktober 1950, dus nog in hetzelfde jaar gepubliceerd als de brief van Kemperman.
Een fascinerend artikel (hoewel het gereken helemaal aan me voorbijgaat), waaruit het belang van het werk van Wolfram duidelijker wordt; waarin we meer te weten komen over de status van zijn persoon en ook de relatie zien tussen artillerie en zijn rekenkunsten.  Veel feiten worden vermeld over het werk en de publicaties van Wolfram en over zijn correspondentie met andere grote rekenkunstenaars uit die tijd:  Bernoulli en Lambert (die we kennen van de Lambert-kaartprojectie, onder andere nog aangegeven op de rand van de Franse topografische kaarten, maar die nog bekender schijnt te zijn door zijn bewijzen over het getal pi)

Herdruk logaritmen 1908
Er is een uitgebreide correspondentie over logaritmische tabellen, waarin vooral sprake is van het constateren van fouten in de tabellen van anderen. Een brief van Wolfram aan Lambert uit 1772 bevat een lijst met 70 fouten die hij heeft aangetroffen in de tabellen van Lambert. Je zou denken dat dit de relatie op het spel zet, maar integendeel, dit werd juist zeer gewaardeerd.
Wolfram blijkt zelf vele tabellen gepubliceerd te hebben, niet alleen de logaritmen, maar wel in relatie tot de artillerie. Het artilleriebedrijf moet destijds een heel gereken geweest zijn.
Uit zijn correspondentie met Lambert wordt in het artikel genoemd:

Wolfram sent to Lambert a table printed on a folding sheet, indicating 5000 possible "Raketensätze" (rocket mixtures of saltpeter, sulphur, and carbon) for use in artillery firing. As a result of comments by Lambert in XXV, Wolfram made an entirely new table (...) for 9402 mixtures, accompanied by discussion of air conditions, angles of fire, calibres of guns, and meal-powder additions, in connection with which latter items a new table is added (...)

Levelling tables for France and Rhineland, latitude 50°, the radius of the earth according to La Lande being
3 271 200 toises or 1 692 000 Rhineland Ruthen, (...) These tables are to accompany Lambert's. letter XXIII where he tells Wolfram that the tables were "very well arranged and somewhat similar to tables which he himself introduced while preparing n 1770 a new edition of Picart's paper on hydrostatic balances.

De correspondentie van Lambert, waarnaar de romeinse cijfers verwijzen, is uitgegeven in 1784, door Johann Bernoulli, en nu online te raadplegen op deze website:
(Correspondentie met Wolfram in Band 4 op pagina 436 - 536)

Briefwechsel Wolfram-Lambert

Wolfram verbleef enige tijd in Danzig, misschien is hij er zelfs geboren, en er is een sterke relatie met de Pruisische Koninklijke Academie. Lambert stelt aan de academie voor om te trachten de correspondentie van Wolfram als legaat te verkrijgen en zuinig te bewaren in de archieven van het instituut. Een voorstel waarmee het bestuur akkoord gaat, maar het is niet waarschijnlijk dat er ook werkelijk een legaat is overgedragen.
Aardig is ook dit citaat uit een brief van september 1774, van Wolfram aan Lambert, waarin hij zijn beklag doet over het uitblijven van bevordering:

"Sollte der Königlich Preußische Gesandte im Haag, Herr von Thulemeyer, meiner bey dem Prinz von Oranien gedenken, so konnte es wohl geschehen, daß ich nicht 17 Jahre und einige Monate warten dürfte, um wieder eine Stufe avancirt zu werden, wie es 1764 geschah, da ich vom Unterlieutnant Ordinairlieutnant geworden bin; denn, daß ich die Feldzüge 1746 und 1747 gemacht, und in den Feldschlachten von Rancoux und Lafeldt meine Schuldigkeit gethan habe, dieses ist ohne Zweifel längst vergessen".
Hij hoefde inderdaad geen 17 jaar meer te wachten zoals we nu weten, want na vijf jaar kreeg Wolfram zijn promotie tot Capitein Lieutnant.

Het volledige artikel van Archibald is als pdf te downloaden vanaf deze pagina:

In het artikel worden ook de gegevens gebruikt van een onderzoek door de J.H.B. Kemperman, (some interesting, recently discovered additional facts, supplied by J.H.B. Kemperman) waarin precies het lijstje met gegevens staat zoals dat destijds door kolonel van Houten is verstrekt, overigens zonder hem of het Legermuseum als bron te noemen. Sterker nog, als gegevensverstrekkers worden genoemd de KMA Breda en het Rijkarchief in Den Haag. Heeft Kemperman zich zelf op Isaac Wolfram gestort en waar is zijn Amerikaanse collega Epperson gebleven? We zien hem hier niet meer terug.
Archibald besluit zijn artikel met een pleidooi voor de persoon Wolfram. Zoals vaak weten de Dutch hun helden niet op waarde te schatten. In de Verenigde Staten zou Wolfram ongetwijfeld een standbeeld gekregen hebben. Het is frappant dat juist Amerikanen zich hebben beziggehouden met onderzoek naar deze Nederlandse artillerieofficier, waar bij ons bijna niemand van gehoord heeft. Misschien kan Wolfram een plaatsje krijgen tussen de militaire levens in het nieuwe Nationaal Militair Museum?

On the other hand I withstood the temptation to quote passages from Wolfram's letters which definitely suggested a very attractive personality, and a man of high ideals constantly working to the limit of his strength. As a result of this paper I trust that future writers on prominent computers may be able to make concerning Wolfram a more adequate appraisal than was formerly possible. Let us hope that our Dutch friends may succeed in unearthing yet further facts concerning this one of their several outstanding table-makers.

Het pluperfect square


Arie Duijvestijn

Isaac Wolfram komen we nog een keer tegen, en nu wordt het voor mij persoonlijk interessanter. Zijn werk wordt uitgebreid aangehaald in de inaugurele rede van Arie Duijvestein, uitgesproken in 1960 bij zijn aantreden als hoogleraar aan de Universiteit Twente. Hierin wordt het belang van het werk van Wolfram nog eens onderstreept.

"Een belangrijk deel van de rekenactiviteit was tot voor kort nog gericht op het maken van tabellen. Tot de oudste voorbeelden hiervan behoren de logarithmentafels die, toen er nog geen rekenmachines bestonden, onmisbaar waren. Het berekenen van dergelijke tabellen werd helemaal met de hand gedaan en vergde enorm veel tijd. Zo heeft de Nederlandse artillerieofficier Isaac Wolfram 6 jaar nodig gehad om de natuurlijke logarithmen vanaf 1, met 1 opklimmend, tot 2200 en vandaar tot en met 10009 voor alle tussenliggende priemgetallen te berekenen in een precisie van 48 decimalen. Dit werk werd in 1778 gepubliceerd. Het vervaardigen van een dergelijke tabel betekende een constant gevecht tegen het maken van fouten. Dit is trouwens nog steeds één van de grootste zorgen van de numericus. De tabellen van Wolfram bevatten opmerkelijk weinig fouten en werden in die dagen dan ook alom geroemd, o.a. door de Bernoulli’s en Lambert, die Wolfram in hun geschriften herhaaldelijk vermeldden."

En vervolgens komt een wiskundig betoog over de wijze waarop Wolfram te werk ging, en de lezer zal begrijpen dat ik daar verder niet op inga. Wie zelf wil meerekenen kan terecht bij de volledige inaugurele rede die hier te vinden is:

Voor mij bijzonder aardig is de verbinding met de wiskundige Duijvestein, want hij is het die na een zoektocht van jaren het pluperfect square ontdekte. Een wiskundig fenomeen sinds 1925, dat ik voor het eerst tegenkwam in het boekje "Think of a number" en dat ik banaal misbruikt heb voor het ontwerp van een ladekastje.

"The answer finally flashed across the computer screen like a bolt of lightning on the night of March 22 1978. It was at the Twente University of Technology in Enschede, The Netherlands. There Dr. A. ]. W. Duijvestijn was employing a new and highly sophisticated computer program in an effort to push the 'brute force' method of constructing all possible simple perfect squared rectangles and testing them for equality of sides to order 21. Thousands of perfect order-21 rectangles had already been found, and the checking for equality of sides was progressing in an orderly fashion when suddenly there it was! - a beautiful 21 element perfect square. We show it in figure 7 where, as you can see, with a side length of 112 units, it has a largest component square of 50 by 50 and a smallest of 2 by 2. After 40 years of effort the smallest simple perfect square had been found."

In het boekje "Think of a number" wordt voorgesteld het ontwerp te gebruiken voor het bestratingspatroon van een patio, maar ik heb er dus een kastje van gemaakt. Het kleinste laatje is net zo groot als het knopje, 8,5 x 8,5 millimeter, en in de uitsparing zou de vulling van een vulpotlood kunnen liggen. Ik heb er geen zes jaar over gedaan om het te maken maar toen ik klaar was voelde het wel alsof ik een groot probleem had opgelost.

21 ladenkast





R. C. Archibald. Mathematical Tables and Other Aids to Computation
Vol. 4, No. 32 (Oct., 1950), pp. 185-200
Published by: American Mathematical Society

Malcolm E. Lines. Think of a Number. Ideas, concepts and problems which challenge the mind and baffle the experts. Adam Hilger, Bristol, 1990

Webpagina over Arie Duijvestijn en het perfecte vierkant:

Een 21-vierkant project in LEGO:

donderdag 31 januari 2013

Met vishanden geschreven




#21
28. Juni 1916
Liebe Eltern !
Brief von 23. erhalten auch Paket #34 erhalten; #15 soll gefehlt haben, na das waren 2 leere Pappkartons mit Schnure, auch das Paket #31 habe ich sehr wohl erhalten, dann nur vergessen zu bestätigen.
Schickt mir jetzt mal etwas seltener, etwas, keine Wurst mehr. Ich bin jetzt nicht in der Lage die 10 Mark nach Rybnik zu schicken, aber die 5 Mark an Onkel Paul Heus gehen ab.
Sonst noch nichts Neues.
Umstehend etwas sehr interressantes. - Und noch was - Sonnabends gibt es bei uns anstatt Fleisch Heringe, es gibt so 1½  Stück für'n Mann, aber viele essen keine, da hat man manchmal 3 Stück was denkst du was ich damit mache, die stecke ich ins Ofenrohr und werden da geräuchert, schmeckt aber fein, eben habe ich wieder einen gegessen und schreibe mit Heringshänden noch diese Karte.
Mit Grüß Euer Hein