donderdag 30 september 2010

Inscripties op wapens


Inscripties op wapens zijn een belangrijk middel om een wapen te identificeren. Daarmee vertel ik niets nieuws. Ik doel nog niet eens op het wapennummer, maar vooral ook op persoonlijke unieke kenmerken, zoals namen of symbolen. Zo had ik graag een zoekresultaat gehad bij de aanduiding van een vijfpuntige ster en het jaartal 1938 op een geweer. Het gaat hierbij om de beschrijving van een schenking door de uniformkundige Dr. F.G. de Wilde, van een geweer van de Binnenlandse Strijdkrachten uit Bussum, op 9 oktober 1945. Uit de schenking, die 24 items omvat, heb ik alleen een shako kunnen identificeren.
Meer succes had ik bij de omschrijving van een inscriptie op de kolf van een revolver, van een adelaar tegen de achtergrond van een Amerikaanse vlag en het woord Liberty. Het is een schenking uit 1932 van de heer Tutein-Nolthenius van een Smith & Wesson revolver die omstreeks 1860 door een familielid uit Amerika werd meegebracht.

Dat in de Verenigde Staten ook op een minder uitbundige manier inscripties toegepast worden haalde begin dit jaar het nieuws. De Amerikaanse wapenfabrikant Trijicon raakte in opspraak toen bekend werd dat het bedrijf wapens voorzag van een gecodeerde verwijzing naar een bijbeltekst. Op de vizieren werd de code 2COR4:6 gegraveerd, een verwijzing naar het bijbelboek Korinthiërs: "Want God, die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus". Er zijn ook verwijzingen naar andere bijbelboeken geweest. Op de foto de aanduiding 32JN8:12 die staat voor: "Then spake Jesus again unto them, saying, "I am the light of the world: he that followeth me shall not walk in darkness, but will have the light of life". De inscripties zijn subtiel aangebracht en volgen direct achter de cijfers van het serienummer.
Het Amerikaanse leger, dat altijd beweerde in Irak en Afghanistan geen kruistocht te voeren tegen de Islam, en niet de bedoeling had om moslims te bekeren, was ernstig in verlegenheid gebracht toen de pers zich op het onderwerp stortte. Het werd ook gezien als een schending van de scheiding tussen kerk en staat. De moslimwereld reageerde geschokt en de wapens werden prompt aangeduid als "Jesus Rifles".
Trijicon was zich van geen kwaad bewust en zei dat het al twintig jaar dit soort verwijzingen aanbracht op wapens zonder dat er ooit klachten waren geweest. Het bedrijf, opgericht door een gelovig christen, liet door een woordvoerder weten: "Zolang onze mannen en vrouwen in gevaarlijke situaties verkeren, zullen we doorgaan er alles aan te doen om ze te voorzien van geavanceerde technologie en de nooit aflatende steun en gebeden van een dankbare natie."
Trijicon heeft nu beloofd geen teksten meer op de wapens te zetten en al geleverde items gratis om te bouwen.
We lijken nog niet veel geleerd te hebben sinds het "Gott mit uns" van vroeger, maar een woordvoerder van het Amerikaanse leger voerde ter verdediging aan dat ze ook niet stoppen met het gebruiken van bankbiljetten omdat er "In God We Trust" op staat.
Rest bij mij nog de vraag of zo'n wapen met bijbelverwijzing, door alle commotie, nu extra museale waarde heeft gekregen.


Archiefreferentie 0857-0027: Inventaris van goederen ontvangen 9 oktober 1945, van F.G. de Wilde
Museumobject 6-schots randvuurrevolver Smith & Wesson: 001081
Archiefreferentie: 0840-0041: schenking van de heer J. H. Tutein Nolthenius te Amersfoort

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zondag 26 september 2010

Duitse soldaten na 95 jaar teruggevonden


Zo af en toe worden nog wel eens gesneuvelde militairen uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. Deze zomer was het weer raak in de Franse Champagne. Het was dit keer geen opgraving voor een industriewijk, autosnelweg of kanaal. Een grote, met wortel en al omgewaaide boom had enkele jaren geleden al één lichaam aan het licht gebracht, en na metingen door Franse archeologen werden er onlangs nog zes aan toegevoegd. In dit stukje enkele gegevens over de identiteit van de soldaten en het verhaal achter hun lot.

Bij de in totaal dus zeven skeletten zijn twee identiteitsplaatjes gevonden, die duidelijk maken dat het hier gaat om soldaten van de 4e compagnie van Fusilier-Regiment 35. Het zijn Paul Brandt geboren in Roitzsch, Torgau op 27 april 1895, en Ernst Gehlsdorf uit Baruth geboren op 28 januari 1894. Het regiment is Brandenburgs maar Paul Brandt is blijkbaar later via een andere weg bij het regiment gekomen. Op zijn identiteitsplaatje staat het Rekruten-Depot 954 van het Ersatzbataljon van Infanterie Regiment 72 aangegeven, en dat correspondeert met Torgau, in Sachsen.
De regimentsgeschiedenis van Fusilier-Regiment 35 beschikt over een uitgebreide namenlijst van alle gesneuvelde officieren, onderofficieren en manschappen. Beide soldaten zijn niet alleen afkomstig uit dezelfde compagnie, maar ze zijn ook gesneuveld op dezelfde dag, wat het vermoeden doet rijzen dat alle soldaten op hetzelfde moment bij elkaar begraven zijn. De namenlijst uit de regimentsgeschiedenis geeft maar liefst 19 namen uit de 4e compagnie die 6 oktober 1915 als overlijdensdatum hebben.


Het regiment heeft op 4 oktober, dus twee dagen voor de overlijdensdatum, nog 700 nieuwe rekruten gekregen. Misschien maakten deze soldaten wel deel uit van die groep. Het zou heel tragisch zijn want dat zou betekenen dat ze slechts twee dagen aan het front zijn geweest. In totaal verloor het regiment op de 6e oktober 149 doden, 316 gewonden en waren 34 man onvindbaar verdwenen. Veel slachtoffers op dezelfde dag. Reden om eens te kijken wat er gebeurde op deze dag en op deze plek in de Champagne.

Gevechtshandelingen september-oktober 1915
Op 25 september 1915 was het grote Franse herfstoffensief van start gegaan met als doel een doorbraak te forceren in de nu al een jaar durende stellingenoorlog. Het Duitse front in de Champagne werd ingedrukt bij Souain, Tahure, Ripont en bij Massiges, maar nergens echt doorbroken. Na enkele dagen harde strijd nam de activiteit iets af om op adem te komen. De adempauze werd door beide partijen benut om uitgeputte en uitgedunde eenheden uit het front weg te nemen en te vervangen door nieuw aangevoerde troepen. Het Duitse Fusilierregiment 35 was op de 25e in allerijl vanuit Lotharingen op transport gesteld om het bedreigde front van het VIIIe Reservekorps te helpen versterken. De regimentssector was bij de Chausson Ferme, aan de voet van de Kanonenberg waar het regiment al een dag na aankomst in de strijd geworpen werd in een poging om hoogte 199 terug te winnen. Een onmogelijke opdracht. Uitgeput, in volledig onbekende omgeving, en volgens het verslag in de regimentsgeschiedenis ook nog onder vuur genomen door de eigen artillerie.
"... en ook de eigen artillerie schoot van achteren en uit de oostelijke flank, maar helaas vrijwel uitsluitend op de eigen infanterie. Omdat geen enkele verbinding naar achteren bestond kon hier niets aan gedaan worden. De zwakheid van de eigen artillerie werkte in dit geval in ons voordeel."
Het regiment verloor die dag 122 doden, 252 gewonden en 44 vermisten.
De daaropvolgende dagen probeerde het regiment te overleven in het aanhoudende Franse artillerievuur, in een gebied vrijwel zonder loopgraven, zonder draadhindernissen en zonder onderkomens. De Fransen vielen herhaaldelijk aan, ook in de aangrenzende sectoren, zonder er in te slagen echt door te breken.
Na dagen van regen kwam op 1 oktober voorzichtig de zon door, wat aan de ene kant verwelkomd werd door de soldaten, maar tegelijk ook de vijandelijke artillerie de gelegenheid bood om met waarneming vanuit de lucht de beschietingen op te voeren. Een zwaar Frans artillerie- en mijnenwerpervuur in de nacht van 5 op 6 oktober kondigde een nieuwe Franse aanval aan. 's Morgens vroeg verhevigde het bombardement tot trommelvuur in drie golven, twee van een kwartier en een van een half uur. De beschieting deed loopgraven instorten en twee machinegeweren raakten bedolven. Een derde machinegeweer werd onbruikbaar door een voltreffer van een mijnenwerper. De infanterieaanval begon om 6.20 uur Duitse tijd (5.20 uur Franse tijd)

Voor een gedetailleerd beeld van de aanval kunnen we gebruik maken van de Franse Journaux des Marches et Opérations (JMO), van de 32e divisie en van de twee regimenten die de aanval uitvoerden, het 143e en 80e Regiment Infanterie. Bij de divisie vinden we zelfs een paar kaartjes van de frontsector.


Het aanvalsplan voor de Franse infanterie ging uit van drie opeenvolgende aanvalsgolven, elke golf bestaande uit drie compagnieën van het 143e aan de rechterkant met als aanvalsdoel de Chausson Ferme en drie van het 80e op links met als doel het Bois du Marteau. De vijandelijke linies lagen dicht bij elkaar, maar een deel van de Duitse loopgraven liep over de achterliggende helling en was voor de Fransen niet zichtbaar. De Duitsers bezetten tevens de noordhelling van Mont Tétu (Hoogte 199). Aan weerszijden van het aanvalsterrein waren Duitse mitrailleuropstellingen, die de beide flanken konden bestrijken. Voor de Duitse linies was nauwelijks sprake van draadhindernissen, uitgezonderd voor de tranchée d'Ukermarck (Hohlweg).

Volgens het Franse aanvalsplan moest de artillerie tot middernacht schieten en daarna de intensiteit van het vuur langzaam verminderen om vlak voor begin van de aanval, om 5.10 uur weer in alle hevigheid los te barsten. Om 5.20 uur, het begin van de infanterieaanval moest dan het vuur verlegd worden naar de 2e Duitse linie. Op deze manier zou een verrassingseffect bereikt worden. Van dit plan kwam niet veel terecht omdat de artillerie van de naburige legerkorpsen zich er niet aan hield en de hele nacht doorging met schieten. De Duitsers meenden er zelfs drie fases met trommelvuur in te herkennen, wat helemaal niet gepland was.

De compagnieën op de beide vleugels van de aanval vielen na het verlaten van hun loopgraven onmiddellijk ten prooi aan geweer- en mitrailleurvuur vanuit de werken van de boyau d'Uckermarck en la Chenille. Ze leden gevoelige verliezen en konden niet anders doen dan blijven liggen waar ze op dat moment waren. De tweede aanvalsgolf, die slechts enkele seconden later vertrok, onderging hetzelfde lot. In enkele seconden waren alle commandanten van de aanvallende compagnieën gedood of gewond. De plotselinge stilstand van de aanval was niet alleen het gevolg van het Duitse mitrailleurvuur, maar werd ook veroorzaakt door het prikkeldraad, dat de artillerie niet had kunnen vernielen door hun ligging op de achterliggende helling. Om dezelfde reden waren ook de vijandelijke loopgraven nog intact.

In het midden van de aanval verliep de strijd iets anders. Deze compagnieën hadden het geluk dat ze een stuk loopgraaf voor zich had dat de vorige dag vernield was door een loopgraafmortier van 58 mm. Ze konden deze loopgraaf bereiken en oversteken. Ze verdwenen daarna uit het zicht achter de helling die afdaalde naar de Chausson Ferme en gingen verder naar het opgegeven doel, de noordelijke rand van het Bois de la Chenille. Ze werden toen echter in de rug beschoten door Duitsers die zich schuil hadden gehouden op de helling. Salvo's mitrailleurvuur kwamen van rechts- en linksachter, en een tegenaanval door reserves recht van voren. Al deze ver naar voren geraakte eenheden konden niet worden ondersteund en waren aan hun lot overgeleverd. Dat betekende hun einde. Uitgezonderd enkele geïsoleerde gevallen keerde van deze troepen die over de Duitse loopgraven heen waren gegaan niemand terug. Veel van hen zijn als gevangenen in handen van de Duitsers gevallen.
In de nacht keerden nog wat mannen, soms lichtgewonden, uit het voorterrein terug waar ze zich hadden kunnen schuilhouden. Alles bij elkaar was de aanval op niets uitgelopen en had vele verliezen gekost.
Bij het 143e zijn 36 doden, 129 gewonden en 152 vermisten. Bij het 80e zijn de getallen resp. 58 doden, 174 gewonden, 78 vermisten.


De Franse aanval was dus uitgelopen op een volslagen mislukking. Als hoofdreden hiervoor wordt het Duitse mitrailleurvuur genoemd, dat meteen aan het begin van de aanval vele aanvallers uitschakelde. Maar ook wordt de artillerie aangewezen, die de Duitse loopgraven achter de helling niet had kunnen raken. De schoten van de 75 mm vielen te kort en de spreiding van de munitie was erg groot, er waren te weinig zware batterijen, er was onvoldoende munitie, de verdedigingswerken van de tranchée d'Ukermarck waren niet of onvoldoende vernield, het verrassingseffect van de artillerie was verloren gegaan door zwijgen van de artillerie op het moment dat de beschieting het hevigst had moeten zijn. Verder werd als reden aangevoerd het te laat arriveren van het 58 mm loopgraafgeschut en de vermoeidheid van de troepen waarvan sommige al 6 dagen in de voorste linie zaten.

Als we de Franse en de Duitse lezing over elkaar leggen, dan zien we dat de delen van het 143e en het 80e die er in slagen om de Duitse loopgraven te bereiken, terecht komen op de grens tussen de 4e en 9e compagnie van Füsilier-Regiment 35. Naast deze twee compagnieën is er sprake van een tegenaanval waar de 3e compagnie aan deelneemt. We moeten er dus rekening mee houden dat nu gevonden slachtoffers uit deze drie compagnieën afkomstig kunnen zijn wat het aantal mogelijke namen in totaal op 68 brengt. Daar komt nog bij dat in de namenlijst van het regiment ook namen uit andere compagnieën vermeld worden die op deze dag en op deze plaats gesneuveld zijn, hoewel ze in de gevechtsverslagen niet genoemd worden.
Behalve de twee gevonden naamplaatjes zijn er nagenoeg geen mogelijkheden om de overige lichamen te identificeren. Na de opgraving door de Franse archeologen zijn de stoffelijke resten van de soldaten intussen overgedragen aan de Duitse gravendienst, die ze waarschijnlijk ter zijner tijd een plaatsje zal geven op een begraafplaats in de buurt. In deze regio is dat meestal Chestres. Maar of het met het grote ceremonieel gepaard zal gaan zoals we dat altijd bij de Engelsen zien, valt te betwijfelen.


De oorlogsdagboeken van Franse eenheden zijn te vinden op de site van het Franse militaire archief:
http://www.memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr/jmo/pages/index.html
JMO des grandes unités - voor brigades, divisies en hoger
JMO des régiments et bataillons - voor regimenten en kleiner
De Kriegstagebücher van de Pruisische eenheden zijn in april 1945 verloren gegaan bij een bombardement op Potsdam.

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives
Met dank aan Eric Marchal van de Association "La Main de Massiges" voor de foto's van de opgraving.

donderdag 23 september 2010

De Haagse jeugd


Het Legermuseum voerde in 1958 een waar publiciteitsoffensief. Men plaatste onder andere een reclamebord aan de weg, waar de gemeente later bezwaar tegen maakte omdat er geen vergunning was en het ontsierend voor de omgeving werd geacht. Een ander middel was het maken van reclame in het openbaar vervoer met scheurbiljetten in de tram. We kennen dat wel, foldertjes die in een hoekpunt een gaatje hebben en die dan met een stapel tegelijk aan een touwtje hangen.
Er werd offerte uitgebracht door drukkerij en reclamebureau Kotting uit Amsterdam, voor het drukken en ophangen van bundels biljetten (200 biljetten per bundel) in 185 stadsmotorwagens, 141 stadsbijwagens en 80 buitenlijnwagens van de Haagse Tramweg Maatschappij gedurende de maand juli 1958. Tevens voor bundels biljetten in 89 tramwagens van de Noord-Zuid-Hollandsche Vervoer Maatschappij, ook in juli 1958. De rekeningen voor deze operaties van respectievelijk fl. 406,- en fl. 222,50 werden overigens rechtstreeks betaald door het Ministerie van Oorlog.
Halverwege de maand juli bleek toch niet alles op rolletjes te verlopen. Directeur Hartmans schreef in een brief aan de HTM :

"Mij is van verschillende zijden mondeling gerapporteerd, dat door de Haagse jeugd grote aantallen scheurbiljetten worden afgerukt; deels kwamen die op straat terecht, deels zijn ze bij wijze van postbestelling in brievenbussen gestopt. Zojuist ontvang ik van het Staatsbedrijf der P.T.T. te 's Gravenhage de mededeling, dat de bijgevoegde bundels tussen de geposte correspondentie werden aangetroffen. Dit briefje met de overtuigingsstukken voeg ik hier bij, daar hieruit duidelijk blijkt, dat gehele bundels met ophangtouw en al werden medegenomen. Het is natuurlijk moeilijk om na te gaan hoeveel honderden afscheurbiljetten zodoende hun doel van propaganda voor het museum hebben gemist. Gaarne vernam ik van U wat U in deze denkt te doen.
Voorts heb ik nog een reservebundel in afzonderlijk couvert bijgevoegd, met het verzoek deze bundel nog een plaats te geven. Voorts kunnen de twee aangebroken bundels, welke ik van de Posterijen ontving, ook weer hun plaats krijgen. Er is dan tenminste nog iets, al is het weinig, goedgemaakt van de voor het museum hoge kosten. Persoonlijk zag ik, dat bundels volkomen in het bereik van zelfs de kleinste jeugd hingen (1 M. boven de vloer)."

De HTM komt niet bijzonder onder de indruk van de klachten van directeur Hartmans, maar is wel bereid om mee te denken. Het hoofd afdeling kas en handelszaken antwoordt:
"Ik moet u tot mijn spijt mededelen dat het afrukken van de biljetten door de jeugd niet altijd is te voorkomen. Ook wat betreft het ophangen van de bundels op een afstand van 1 meter boven de vloer moet ik u mededelen dat dit in bepaalde wagens onvermijdelijk is. Om u echter tegemoet te komen ben ik bereid om de bundels, waar in uw brief sprake van is, op te hangen".


Tijden veranderen. Reclame zit tegenwoordig op de buitenkant van de tram (de Landmachttram) en de kwajongen zit achter het stuur.

Archiefreferentie 0168 briefnummer 112/58

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zaterdag 18 september 2010

Als de bom valt...


In het archief van het Legermuseum bevindt zich een klein boekwerkje, een bedrijfsbrochure meer, van Technisch bureau J.Duiker, 's Gravenhage. Het is getiteld "Nuttige wenken voor gasbescherming en luchtbescherming" en er staan naast alle producten die het bedrijf levert ook tips in over hoe te handelen bij gevaar, zoals een instructie voor het opzetten van een gasmasker of aanwijzingen voor het verduisteren van een woning.
De reeks met producten omvat schuilcellen, gasfilters, draagbaren, gasspeurtoestellen, ontsmettingsmiddelen, asbestkleding, uitbreekgereedschappen, verduisteringsmaterialen, noodprivaten, ontsmettingsketels, signaalfluiten en sirenes, maar ook gewoon zandzakken en brandblussers. Curieus is een gaszak waar een heel kind in verpakt kan worden. De brochure stamt uit 1939 en laat mooi het beeld van die tijd zien, er spreekt een grote dosis naïviteit uit, maar het ademt nog niet de angst van de koude oorlog. Het idee bestaat nog dat men met eenvoudige middelen elke dreiging de baas kan. Topstuk is wel een eenpersoons-schuilcabine, van staal. Een gestroomlijnd model, dat aan een hijsoog op elke willekeurige plaats neergezet kan worden. Het ziet er uit als een soort ruimtecapsule, uit de fantasie van Jules Verne.

Ik zag deze zomer een betonnen tegenhanger van een dergelijk geval voor de deur van het oorlogsmuseum in Overloon. Ik ben er even in gaan staan om te ervaren hoe het is, en dan zat de deur nog niet eens dicht want die was er niet. Ik vraag me af hoe lang iemand het uit zou kunnen houden in zoiets. Het is erger dan de kleinste lift. Een bombardement van een uur zal misschien nog wel te doen zijn, maar langer? En dan de onzekerheid over hoe de wereld er buiten de capsule uitziet, of er nog iets leeft en overeind staat, of alles misschien vergiftigd is door gas of straling. Wanneer kan het deurtje weer open?

Nee, lijkt me niets om daar in te moeten overleven. Geef dan maar de schuilplaatsen van het Amerikaanse bedrijf Vivos. Er schijnt in de VS een netwerk van zo'n 20 schuilbunkers in aanbouw te zijn die een explosie van 50 megaton kunnen doorstaan. Elk complex bestaat uit een centrale hal van 2 verdiepingen met 10 radiale spaken met verblijfsruimten waar 200 mensen een jaar lang in kunnen overleven. Van de buitenwereld afgesloten, volledig self-supporting met een eigen energievoorziening, waterbronnen, filtersystemen, medische voorzieningen, magazijnen met kleding en schoeisel in alle maten, en off-road voertuigen om verkenningen uit te voeren.


Binnen het complex zijn nog weer extra nucleair beveiligde schuilplaatsen met slaapkamers, badkamers, keuken en eetkamers, ontmoetingsruimten, voorzieningen voor ontspanning (met televisie - zendt er nog iemand uit dan als de wereld vergaat?), computers met internet (???), fitnessruimten, beveiligde bergplaatsen voor waardevolle voorwerpen en wapens. Alles wat je nodig hebt om een jaar autonoom onder de grond te overleven. Er is voedsel voor een jaar, geen hondenbrokken maar "delicious food", voedzaam en uitgebalanceerd, 3 maaltijden per dag met 2500 calorieën per persoon per dag. Je kan op de website zelfs het menu al vinden, met alles waar een Amerikaan behoefte aan heeft zoals popcorn, beef stew, noodles, pasta, potato chunks, green beans, ketchup, baked potato cheese soup. Kortom, alles staat klaar op je te wachten als het zover is. Een ding moet je nog wel zelf rekening mee houden. Je moet zorgen dat je op tijd bij de schuilplaats arriveert voor de deur op slot gaat.


Het is allemaal puur commercieel natuurlijk. Deelname als mede-eigenaar kan al vanaf 50.000 dollar per persoon, kinderen half geld en huisdieren gratis. Aan de deelname gaat wel een screening vooraf met als toelatingscriteria: beroep, opleidingsniveau, nut voor de gemeenschap, gezondheid, strafblad, afstand tot een schuillocatie, enz.
Er wordt geheim gehouden waar de schuilplaatsen precies zijn want anders komen er in tijden van nood ook mensen naar toe die niet betaald hebben voor een plaatsje. De ingangen zijn zelfs gecamoufleerd en zien er uit als een rotsblok. Ze zeggen alleen dat ze binnen een straal van 150 tot 200 mijl van een grote stad liggen.

De firma bestaat bij de gratie van de angst die bij de mensen leeft en speelt in op de oude Maya voorspelling dat de wereld in 2012 getroffen zal worden door een electromagnetische ramp als gevolg van een zonnestorm. Op de website staat een tellertje dat aftelt naar het einde van de wereld. Op het moment waarop ik dit schrijf hebben we nog 824 dagen, 9 uur, 25 minuten en 45 seconden. Maar omdat ze niet alles op één paard willen inzetten, want stel je voor dat de wereld gewoon doordraait na die datum, wordt er op de website nog een heel arsenaal andere rampen ten tonele gevoerd die mogelijkerwijs de mensheid kunnen treffen. Natuurrampen, oorlogen met atoombommen, chemische- en biowapens, anarchie, botsende planeten, terrorisme, van alles en nog wat. Het is een soort keuzemenu. Met onheilspellende filmpjes waarin de meest verschrikkelijke rampenscenario's verkondigd worden. De filmpjes worden gepresenteerd door Jesse Ventura, een voormalig marinier, worstelaar, auteur, radiopresentator, burgemeester en gouverneur van Minnesota. Een carrièreverloop zoals dat alleen in de VS mogelijk is. Het is een bad guy met een staartje die hier met het stempel onbetrouwbaar sujet geen poot aan de grond zou krijgen. Maar Amerikanen kijken daar anders tegen aan. Hij is de man van de samenzweringstheorieën. Hij presenteert de onthulling dat men van de Amerikaanse overheid niets te verwachten heeft want die zal alleen een kleine elite redden. "The government plot to save the elite, but not you !!!". De overheid van de Verenigde Staten zou vooraf een elite gezelschap geselecteerd hebben waarvoor een schuilplaats is, en de rest van de bevolking wordt aan zijn lot overgelaten. De rest kan branden in de hel wordt er letterlijk in een van de filmpjes gezegd.

Wie mag er wel in en wie niet? Dergelijke ethische en morele aspecten spelen altijd bij schuilkelders. Wanneer is hij vol? Ik zag bij het Nationaal Archief in een archiefinventaris van het toen nog Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie een dossier met als titel "Stukken betreffende het al dan niet toelaten van nakomend publiek tot het kantoorgebouwencomplex aan de Nobelstraat tijdens luchtalarm 1943-1944". Benieuwd wat er in staat en op welke gronden beslissingen genomen zijn hierover. Overigens was er ook vooraf bepaald wie er door moest werken om de telefoonverbindingen in stand te houden en dus niet mee kon naar de schuilkelder. Daar denk je niet meteen aan als je bij de PTT gaat werken. Met alle privatiseringen zal dit laatste restje zekerheid ook wel overboord gegooid zijn. Zijn we toch aangewezen op bedrijven als Vivos.
Op de laatste foto een klok die overgebleven is uit de puinhopen van Nagasaki, en die stil is blijven staan op het moment van de explosie.


Archiefreferentie brochure J.Duiker: 0864
Website van Vivos: http://www.terravivos.com/home.htm
Samenzweringsfilmpjes met Jesse Ventura:
http://www.terravivos.com/secure/conspiracypart1.htm
http://www.terravivos.com/secure/conspiracypart2.htm
http://www.terravivos.com/secure/conspiracypart3.htm
http://www.terravivos.com/secure/conspiracypart4.htm
http://www.terravivos.com/secure/conspiracypart5.htm
http://www.trutv.com/shows/conspiracy_theory/index.html

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

maandag 13 september 2010

De brieven van Generaal Snijders


Nu de naamgeving voor het nieuwe museum actueel is, leek het me aardig om even met archiefogen terug te kijken naar de naam van het huidige museum. Sinds wanneer heet het "Generaal Hoefer" en hoe is dat zo tot stand gekomen.
Het Legermuseum begint zijn historie in 1913 met de naam "Nederlandsch Artilleriemuseum", naar het dienstwapen van de oprichter F.A. Hoefer, het wapen der artillerie. Op verzoek van de Minister van Oorlog wordt aan het begin van de twintiger jaren de naam veranderd in Nederlandsch Legermuseum. In deze periode ontstaan de eerste jaarverslagen, hoewel het museum pas in 1928 voor het eerst wordt ondergebracht in een stichting, met een bestuur waarvan twee leden door het Ministerie van Oorlog worden aangewezen. Uit 1923 resteert een handgeschreven jaarverslag, waarvan ik nooit de moed heb opgevat om het te ontcijferen want het handschrift van Hoefer is meer dan vreselijk. (zie foto)

De reden van de naamsverandering was, zo valt in "90 jaar Legermuseum" van Ella van Mourik te lezen, dat: "Het de Eenheid Leger niet moet deelen. De krijgsgeschiedenis omvat een geheel". Behalve dat zat er beslist ook een praktische kant aan. Veel schenkers van het eerste uur dachten dat het museum uitsluitend geïnteresseerd was in voorwerpen die betrekking hadden op de artillerie. Na de naamsverandering werd dit natuurlijk anders en kwamen er ook aanbiedingen van andere voorwerpen, hoewel de grens wel nadrukkelijk bij het Nederlandse leger gelegd werd. Aanbiedingen van oosterse wapens bijvoorbeeld werden beleefd afgeslagen omdat ze niet in de collectie pasten.

Na de dood van generaal Hoefer, op 6 oktober 1938, was er niet onmiddellijk een nieuwe directeur. De lopende zaken werden eerst voortgezet door onderdirecteur S.J. Graaf van Limburg Stirum. Hij ging eigenlijk gewoon verder met wat hij al enige tijd deed. Tot tijdelijk directeur werd benoemd de Kapitein Dr. J. W. Wijn. Als voorzitter van het stichtingbestuur werd Hoefer opgevolgd door generaal C.J.Snijders, oud-opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Snijders was iemand die al vanaf een vroeg tijdstip bij het museum betrokken was, een goede vriend van Hoefer, en aanwezig bij alle belangrijke gebeurtenissen zoals openingen van tentoonstellingen en herdenkingen. Op de foto, ook afgedrukt in het boekje van Ella, is Snijders te zien tijdens het uitspreken van een openingsrede van een tentoonstelling. Derde van links generaal Hoefer. Helemaal rechts staat Dr.F.G.de Wilde, waar de Legermuseum website binnenkort een thema aan zal wijden.
In het archief zijn enkele originele handgeschreven brieven van Snijders aanwezig, uit de korte periode waarin hij als voorzitter van het bestuur de verantwoordelijkheid had. Hij overleed namelijk acht maanden na Hoefer, in mei 1939. In een brief van 19 januari 1939 schrijft Snijders aan van Limburg Stirum over afhandeling van zaken bij het museum:

"Ik geef U in overweging, aan Jhr. v.d. Does een afschrift van onze stichtingsakte te zenden, onder mededeling dat een wijziging der statuten in voorbereiding is. Aan de Minister van Defensie hebben wij - zoo meen ik - reeds geschreven, om goedkeuring te vragen voor de naamgeving "Generaal Hoefer" aan het museum? Daarop moet dus gewacht worden, alvorens hieraan verder gevolg te geven."

Blijkbaar was er dus een besluit genomen tot naamswijziging om Hoefer te eren, maar een naam veranderen doe je niet zo maar. Daar moest toen ook al een minister over beslissen, en ministeriële beslissingen laten wel eens op zich wachten. Dat "verder gevolg geven" waar Snijders over spreekt heeft betrekking op de wijziging van de statuten van de stichting die het museum sinds 1928 was.
Op 9 februari komt het onderwerp opnieuw aan de orde.

"Het is vreemd dat de Minister niet antwoordt op onzen brief in zake naamgeving "Generaal Hoefer". Ik zou denken, dat dit nogal een eenvoudige zaak is. Als het nog lang duurt zal ik Kolonel Appels verzoeken, er eens naar te informeren."

Het trage proces zal een doorn in het oog geweest zijn van de zelf zo kordate en daadkrachtige Snijders. De statutenwijziging waarin de nieuwe naam wordt vastgelegd maakt Snijders niet meer mee. Op 14 juni is er een bestuursvergadering ten huize van Luitenant Generaal R. van Panthaleon Baron van Eck (op de foto tussen Hoefer en de Wilde), waarin de naamswijziging nog een keer op de agenda staat. Snijders is dan al een maand dood.
In de nieuwe statuten opgemaakt op 19 juni 1939 door Jonkheer Constant Johan Godfried Six, notaris ter standplaats 's-Gravenhage, staat in Artikel 1: De Stichting draagt den naam van "Het Nederlandsch Legermuseum Generaal Hoefer".

Interessant in de kwestie van de naamgeving zijn de paar woorden die Snijders er in zijn brieven over schrijft. Ik had al langer het idee om de brieven van Snijders eens onder de aandacht te brengen, maar ik had er geen verhaal bij. De kwestie van de naamgeving vormde nu een mooie aanleiding. Met excuses voor de vele namen die in dit stukje voorkomen.

Wie is wie?
De heer Jonkheer Meester Gerrit Willem van der Does was de Landsadvocaat en maakte vanaf 1 januari 1939 deel uit van het bestuur.
Kolonel Th. A. Appels, vanaf 1938 hoofd der Afd. VIII van het Departement van Defensie, was een van de door het Departement van Defensie benoemde bestuursleden van de stichting.
Kapitein Wijn werd op 1 januari 1939 tijdelijk directeur maar hij werd door de Minister van Defensie na 1 september niet langer beschikbaar gesteld. Tijdelijk directeur werd in october M.C.van Houten, die op 9 november definitief tot directeur werd benoemd.
Bij de ondertekenaars van de statuten vinden we ook al C.A.Hartmans, die sinds 1938 deel uitmaakte van het bestuur namens het Departement van Defensie, in 1940 onderdirecteur werd en in 1953 het stokje van Van Houten overnam.


Archiefreferentie 3 brieven van Snijders: 0833-0033
Andere briefwisselingen waarin de statuten aan de orde komen: 0833-0015, 0833-0017 en 0843-0020
De statuten zelf: 0823
Ander leesvoer:
Negentig jaar Legermuseum 1913-2003, Ella van Mourik-Karremans
De vaderlandsliefde en militaire trots van Frederic Adolf Hoefer, Paul Knevel. In: Armamentaria 35

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

zondag 12 september 2010

De gevolgen ener operatie


Curieus briefje kreeg het Legermuseum in 1958 van de heer van der Wal. Op de brief zit een kaartje geplakt met de tekst:
Deze man, een gepensioneerd majoor van het KNIL, heeft dus speciaal een kaartje laten drukken met deze tekst om bij al zijn correspondentie te voegen. Ik moet zeggen dat het met zijn handschrift nog wel mee valt. Als hij niet zo'n afzichtelijk ruitjespapier met rode lijnen had gekozen, maar gewoon een wit blanco velletje, dan was er helemaal niets aan de hand geweest. Ik heb wel ergere brieven gezien, om over mijn eigen handschrift nog maar te zwijgen. Het onleesbare zit hem niet in de operatie aan zijn ogen of zijn leeftijd, maar in de keuze van zijn briefpapier. Wel een leuk idee zo'n kaartje. Zouden meer mensen moeten doen. Er zijn nog wel wat leuke teksten te bedenken.

Zijn gezondheid noodzaakt majoor van der Wal om te verhuizen naar een verzorgingstehuis, en daarom schenkt hij het een en ander aan het museum. Officiersboekjes, medische werken, romans en tal van andere zaken waaronder een knopenschaar, emblemen en groepsportretten van officieren. Hij moet er echt vanaf, zoveel is wel duidelijk, want als het museum er niets aan heeft mag het vernietigd worden, en de kist waarin het verpakt zit hoeft hij ook niet terug.
Jammer genoeg zijn de goederen niet precies genoeg omschreven om ze te kunnen traceren in de collectie.

Archiefreferentie 0186 briefnummer 86/58

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

woensdag 8 september 2010

Vondsten met de metaaldetector


Door de jaren heen zijn zeer vele vragen om informatie bij het museum binnengekomen. Variërend van de 8 jarige Jasper die vraagt of we soms iets weten over de Tweede Wereldoorlog omdat hij een werkstuk moet maken voor school, tot aan een kunstenaar die foto's van slagvelden wil uitvergroten voor een kunstwerk met neonbuizen, of een onderzoeker die informatie zoekt over als man verklede vrouwen in het leger.
Tegenwoordig hebben we daar dan de vraagbaak voor op de website, en worden alle vragen en antwoorden netjes digitaal vastgelegd. Vroeger waren het handgeschreven briefjes, al dan niet vergezeld van tekeningen en foto's.
Een brief uit 1985 luidde als volgt (ingekort maar niet gewijzigd) :

"Toen ik wat aan het zoeken was met mijn metaaldetector op een terrein waar in de oorlog veel duitsers hebben gezeten, kreeg ik een signaal door, dat er wat lag. Dus wist ik dat ik daar moest graven en dat deed ik ook. Toen ik een eindje gegraven had kwamen er wat kogelhulsen naar boven (Natuurlijk niet allemaal tegelijk maar verspreid over zo'n 10 x 10 meter).
Nu komt mijn vraag: ik interesseer mij enorm voor wapens en munitie. Bijgevoegd is een tekening van een aantal van die hulsen. De tekeningen zijn zo goed als mogelijk op ware grootte, maar er kan wat verschil in zitten door onnauwkeurig meten. Mijn vraag is of u mij zou kunnen vertellen uit welke wapens ze afkomstig zijn en wat de cijfers en letters achterop de hulsen betekenen. Ik hoop dat u dat zou willen doen en dat de tekeningen duidelijk genoeg zijn."

De briefschrijver eindigt met:
" en zou u de tekening ook weer terug willen sturen. Dan weet ik wat bij welke hulsen hoort. Dank u voor het lezen van mijn brief"

Niet alleen de brief van de vraagsteller doet nu komisch aan, het schoolmeesterachtige antwoord mag er ook wezen:

"Alvorens uw vragen (gedeeltelijk) te beantwoorden, wil ik u toch eerst nog ernstig waarschuwen; het zoeken met een metaaldetector naar munitie levert voor vaklieden al gevaren op, maar voor een leek kan het fataal worden (als bijvoorbeeld een gevalstrikte mijn wordt opgegraven). Voor u verder gaat zou ik dus eerst wat basiskennis opdoen."
Dan volgt een aantal literatuurverwijzingen naar boeken die in de leeszaal aanwezig zijn, en gaat de brief verder:
"Op het vel tekenpapier heb ik wat notities gemaakt; niet compleet, want dan worden het enkele kantjes. Leest u eerst de genoemde boeken maar!"

Archiefreferentie: 0931-0042

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

woensdag 1 september 2010

Foto's van een NSB-fotograaf


Het Legermuseum kreeg op 30 juni 1994 de beschikking over een serie van ongeveer 75 foto's, opgestuurd door het Gemeentearchief Zwolle. Het zijn foto's waarop Duitse militairen in de Tweede Wereldoorlog staan afgebeeld; eerder studio- en portretfoto's dan reportagefoto's. Verder foto's van soldaten van de Panzertruppen met tanks en tankbemanningen, Fliegertruppen, Wehrmacht en Waffen SS.
Met fotobijschriften als:
Foto van drie Duitse officieren, waaronder twee Sonderführers (adminstratieve functie), een Wehrmachtofficier en een Duitse bestuursfunctionaris.
Portretfoto van een arts- Untersturmführer van de Waffen SS.
Portretfoto van een nog erg jonge Duitse soldaat in het uniform van een Panzergrenadier met op het hoofd de Einheitsmütze.
Portretfoto van een Obergefreiter Fliegertruppe van de Duitse Luftwaffe.
Portretfoto van een soldaat in uniform model 1943 van de Duitse Wehrmacht.

Enz.
Een brief van gemeente-archivaris F.C.Berkenvelder van de gemeente Zwolle vertelt het verhaal over de herkomst van deze foto's:

"Volgens afspraak zend ik U bijgaand de beloofde foto's en een vaantje. U kunt de zending als schenking beschouwen. Het materiaal is door het gemeentearchief vorig jaar ontvangen van de heer Mr.J.Hollander uit Aerdenhout. Hij gaf ons de vrijheid om het niet-specifiek Zwolse materiaal een passende bestemming te geven.
Volgens zijn verklaring had hij "met enig historisch besef" de documenten gered uit het huis van de NSB-er Keuzekamp, van beroep fotograaf, toen dat huis op de dag van de bevrijding van Zwolle op 14 april 1945 geplunderd werd en o.a. bijgaande foto's op straat kwamen te liggen."


Een interessante herkomst. Bij de schenking bevond zich ook een tafelvaantje van de WA, de weerbaarheidsafdeling van de N.S.B.
De foto's zijn helaas nog niet gedigitaliseerd. Daarom hierboven een plaatje van NSB-ers die tijdens de bevrijding van Overijssel worden opgebracht door mensen van de B.S., en een jong stel dat Duitse naamborden heeft verzameld.

Archiefreferentie correspondentie: 0907-0014
Objectnummers foto's: 00181240 t/m 00181310 met uitzondering van enkele tussenliggende nummers
Objectnummer vaantje: 112973

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives