zondag 10 oktober 2010

Hongerwinter 44/45 bij het Legermuseum


Een stukje geschiedenis van het Legermuseum, aan de hand van brieven van directeur van Houten en het jaarverslag 1944.

Nederland maakte in de winter van 1944-45 moeilijke tijden door. Na de mislukte operatie Market Garden en de algemene spoorwegstaking van 17 september 1944, blokkeerden de Duitsers alle voedseltransporten naar het westen van het land, waardoor in korte tijd grote voedseltekorten ontstonden. We kennen allemaal de sinistere beelden van de hongertochten en van mensen die op de bodem van de gamellen van de gaarkeuken nog iets eetbaars bij elkaar trachten te schrapen. Bekend is ook de massale houtkap voor het stoken van kacheltjes. 's Nachts trokken de mensen met bijlen en zagen de plantsoenen in om hout te verzamelen. Het kappen was verboden maar de nood was zo hoog dat het verbod niet te handhaven viel. (Op de foto: in beslag genomen zagen en bijlen)

Het Legermuseum was gedurende de oorlog verdeeld over twee locaties. Het kasteel Doorwerth was nog tot september bemand geweest door een slotbewaarder en magazijnknechten. Over de toestand van het kasteel tastte men daarna enige tijd in het duister. Brieven aan de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden om opheldering bleven onbeantwoord. Een eerste vermoeden omtrent de treurige afloop kwam in een brief van Sigurd von Ilsemann, de adjudant van Kaiser Wilhelm.
In Leiden werd sinds 1940 in opdracht van de Rijksgebouwendienst gebouwd aan de restauratie van het Pesthuis. In 1944 ook nog, maar er waren belemmeringen op elk gebied. Aanvankelijk werd aangenomen dat het werk tegen het einde van het jaar gereed zou zijn. De bouwvakarbeiders kregen echter in december te maken met de Arbeitseinsatz voor alle mannen tussen 16 en 40 jaar, en het werk kwam nagenoeg stil te liggen.
Er waren geen brandstoffen meer om de gebouwen te stoken. Alleen de timmermanswerkplaats kon nog verwarmd worden zodat al het werk, zowel van directie als personeel, daar verricht werd. Doordat niet gestookt kon worden ondervond de collectie hinder van roestvorming, en omdat bij stormweer herhaaldelijk pannen van het dak waaiden werd het op zolder opgeborgen lederwerk nat en kreeg last van schimmelvorming. Alle arbeidsuren van het personeel gingen op aan herstellingen van het materieel. Het museumpersoneel van Leiden werd, ondanks een verzoek tot vrijstelling, gevorderd om voor kortere of langere tijd werkzaamheden voor de Duitsers te verrichten, maar van de Arbeitseinsatz is het personeel volgens het jaarverslag 1944 verschoond gebleven.
Sommige personeelsleden hadden zich enige tijd schuilgehouden, maar na korte tijd was iedereen weer aan het werk.

Op het Legermuseum slaat men zich door honger en koude heen, soms letterlijk.
Een brief van directeur van Houten [zonder geadresseerde; waarschijnlijk aan onderdirecteur Hartmans] op 2 december 1944:

" Wat de gratificatie betreft, begin ik er over te denken, Bonneur te schrappen. Hij is eerst weggebleven van 21 september tot 2 october, en daarna van 16 tot 22 november. Nu heb ik hem sedert 23 november niet meer gezien. Hij is boven 40 jaar, dus is er geen reden zich schuil te houden, doch hij zit liever achter de kachel. Wat vindt ge hiervan?
Eergisteren plusminus 8 uur voormiddag, was er op het Pesthuis-terrein volslagen oorlog over een omgezaagden boom, dien Evert wilde weghalen. Van Gent was slaags met Evert Jr. en kreeg toen van Evert Sr. een tik met een klomp op zijn oog. V.d.Burg slaags met Paats, waarbij Mevr. P. van haar edele stokje ging. Ten slotte waren van de weeromstuit Juffr.v.d.Burgh met Juffr.v.d.Berg aan het moelvechten geslagen, zoodat laatstgenoemde in tranen in de Regentenkamer [zat]; de diplomatieke betrekkingen tusschen laatstgenoemde dames zijn echter spoedig weer hervat.
Dat houtgezeur hangt mij echter al lang de keel uit. Deze geschiedenis heeft dan ook de deur dicht gedaan, en heb ik Jonker van den Plantsoendienst opgebeld en hem medegedeeld dat er spoedig geen boom meer zou staan. Hij deelde mij toen mede, dat al het hout ten behoeve van de gemeente zal worden gekapt. Ik heb hem daarop nog gezegd, dat ik er prijs op stel de boomen op de touwbaan nog te behouden; als het mij ten minste gelukt, deze voor omhakken te behoeden.
[...]

Tusschen de bedrijven kook ik nu en dan in de Regentenkamer bruine boonen, en Liesveld in de werkplaats soep of bakt hij meelkoeken, daar hij voor zijn middageten maar 3 sneedjes brood meekrijgt. Het is eigenlijk een krankzinnige toestand.
[...]
Met het eten loopen we hier ook vast. Geen enkel restaurant krijgt meer toewijzing van aardappelen, zoodat je overal uitsluitend soep kunt krijgen. Alleen de Turk geeft nog een groenten-goulasch zonder aardappelen, die m.i. oneetbaar is, en verder alleen zwarte schotels. Het zal trouwens wel niet lang duren; vandaag was zelfs de zwarte schotel al weer matig. De Doelen geeft nog 3 dagen per week te eten, doch volgende week waarschijnlijk voor het laatst."

Brief op 5 december 1944:

" Maandag is plotseling Bonneur weer opgedoken. Ik heb hem zoo onvriendelijk toegesproken, dat hij het wel niet weer zal wagen weg te blijven. Ik kan hem nu moeilijk de gratificatie onthouden, doch zal hem waarschijnlijk korten op het nog te verdeelen hout, daar hij hieraan niet heeft medegewerkt. Hier loopt het gerucht, dat de provincies Noord- en Zuid-Holland prijs gegeven zullen worden, neutraal verklaard en onder Zwitsersch bestuur komen. Te mooi om waar te zijn."

Archiefreferentie: 1133
Foto's: Nederlands Fotomuseum

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

Geen opmerkingen:

Een reactie posten