donderdag 6 januari 2011

Camouflage


Voor een presentatie zocht ik afbeeldingen van verschillende soorten camouflage. Nu bezit het Legermuseum een aardig aantal textielstalen van exotische camouflagepatronen uit bananenrepublieken van alle continenten, maar het was niet helemaal wat ik zocht. Ik vond in de bibliotheek een bijzonder boek over camouflage, een standaardwerk zou ik het wel willen noemen, getiteld: DPM, Disruptive Pattern Material. Het bestaat uit een cassette met twee boeken van ongelijke omvang, over de oorsprong en toepassing van camouflage, zowel voor militaire doeleinden als in de burgermaatschappij (camouflagepatronen in de mode bijvoorbeeld).

Militaire camouflage begint eigenlijk pas echt tijdens de Eerste Wereldoorlog. We kennen natuurlijk de dazzle-painting van oorlogsschepen in WO1 en ook de camouflage met natuurlijke materialen zoals nagemaakte boomstammen die dienst deden als uitkijkposten. Verder zien we tegen het einde van de oorlog beschilderde tanks en helmen, bunkers die vermomd zijn als woonhuis en netten die het zicht op wegen moesten ontnemen. Voor uniformen wordt camouflage nog niet op grote schaal toegepast. We waren nog maar net afgestapt van de felgekleurde uniformen uit het Napoleontische tijdperk en overgegaan op Feldgrau, khaki en horizon bleu. Met patronen bedrukt textiel was er tijdens die oorlog nog niet, maar toch staan er interessante camouflagevoorbeelden in het boek waarvan het de bedoeling was dat ze met de hand op doek geschilderd zouden worden. Verrassend vind ik een overdruk van een pagina uit de Illustration uit 1920, waarop camouflagepatronen staan afgebeeld die een afspiegeling zijn van de Franse frontsectoren. (afbeelding hierboven geeft een paar voorbeelden). Nooit geweten dat zoiets er toen al was. Volgens het bijschrift viel camouflage onder de strengste Franse legercensuur en mocht er tijdens de oorlog niets over gepubliceerd worden. Vandaar dat er pas in 1920 iets over in de Illustration verscheen en in andere publicaties zoals La Guerre Documentée en Scientific American.

Alle deelnemende legers stelden tijdens de oorlog gespecialiseerde camouflage eenheden op die experimenteerden met het verbergen van artillerie, voertuigen, uitrusting en installaties. Deze speciale eenheden werden meestal samengesteld uit kunstenaars en decorschilders. De oorsprong van camouflage is een beetje duister maar is in ieder geval Frans. In augustus 1914 werden onafhankelijk van elkaar voorstellen gedaan door Eugin Corbin en Lucien-Victor Guirand de Scévola voor het verbergen van artillerie met beschilderd doek. Louis Guingot, een vriend van Corbin en schilder/decorateur, experimenteerde met manieren om verf op textiel aan te brengen. Al in september 1914 presenteerde hij samen met zijn broer Henri aan het Franse opperbevel een groot stuk beschilderd canvas en vijf met de hand beschilderde pakken waarmee ze een artillerieopstelling en bemanning aan het gezicht onttrokken. De Franse generaals waren onder de indruk en gaven opdracht aan een groep kunstenaars onder leiding van Corbin en Guingot om meer camouflagetextiel te produceren. In november kwam hieruit voort de Equipe de Camouflage. In februari 1915 werd het een officieel Frans legeronderdeel, de Section de Camouflage, vanaf dat moment geleid door Lucien-Victor Guirand de Scévola, een bekend portretschilder. De sectie bestond in augustus 1915 uit drie regionale werkplaatsen en een centrale werkplaats in Parijs. De eenheid breidde snel uit met schilders, decorateurs en beeldhouwers die van het front werden weggehaald. Alles gebeurde in het grootste geheim. Behalve hoeveelheden beschilderd doek kwamen er andere uitvindingen uit voort zoals postduiven die zwart geschilderd werden om ze op kraaien te laten lijken, holle namaakbomen waar een uitkijkpost in verstopt zat, tot aan een groot doek waar op ware grootte een massale aanval van 300 soldaten te zien was.
De Franse impressionistische schilder en camoufleur Jean-Louis Forain maakte als inspecteur reisjes naar het front om aanwijzingen te geven over de toepassing van camouflage. Aan het front werden stalen genomen van de overheersende locale kleuren grond en patroonkaarten geproduceerd om aan te geven welke schema's en kleuren nodig waren voor verschillende regio's en in verschillende jaargetijden. In 1917 kwam daar een vliegtuig bij dat speciaal belast was met de controle vanuit de lucht van de effectiviteit van de camouflage op de grond.

Eind 1916 kwamen de Britten met een Camouflage Section, geadviseerd door Solomon J. Solomon van de Royal Academy. Ook deze afdeling had veel schilders en beeldhouwers in zijn gelederen. In Wimereux was de hoofdvestiging van de sectie, met locale werkplaatsen op diverse plaatsen langs het front, onder de dekmantel Special Works Park. In Londen werd een school opgericht die aan commanderende officieren les gaf in camouflagetechnieken. In andere landen zoals Italië, Duitsland en België werden soortgelijke secties opgericht en kwam men met vergelijkbare oplossingen.
Ook aan de Amerikanen wordt in het boek een stukje gewijd. Daar begon het met een groep vrijwilligers in New York, eveneens met kunstenaars en decorateurs, die uitgroeide tot een groep van 200 man. Toen het Amerikaanse leger een oproep deed voor een camouflagekorps, meldden veel leden van deze New York Camouflage Society zich aan als vrijwilliger voor de Amerikaanse camouflageeenheid die werd geleid door een theaterdirecteur.
Intussen waren aan het front in Frankrijk al een paar kunstenaars bezig met het bestuderen van Franse en Britse technieken. Toen begin 1918 de eerste groep uit de VS overkwam ontstond een camouflage werkplaats bij Dijon. Deze compagnie, aangevuld met vrouwelijke Franse werkers, schilderde patronen op voertuigen en produceerde dagelijks 45.000 vierkante meter aan camouflagenetten.
De eerste camouflage op personen bestond uit pakken met stroken textiel daarop aangebracht en uit handbeschilderde capes met gezichtsnetten, die vooral verstrekt werden aan sluipschutters en bemanning van observatieposten. De Britse camoufleur en theater decorontwerper L.D. Symington maakte een aantal ontwerpen voor pakken, het Symien Sniper Suit en het Boiler Sniper Suit (zie afbeelding).
In het boek staan voorbeelden afgebeeld van beschilderde regencapes en een camouflageovertrek voor een Franse kepi. Alles uit de verzameling van Jean-Pierre Verney, die de basis vormt voor het nieuwe museum in Meaux dat op 11 november 2011 geopend zal worden. Bijzondere verzameling moet deze man gehad hebben. Dat maakt een bezoekje aan dat museum in de toekomst wel de moeite waard.

Eigenlijk is camouflage een vreemde toepassing van kunst in de oorlogvoering. Omgekeerd heeft de militaire camouflage ook weer veel kunstenaars ertoe aangezet om camouflage als onderwerp van hun kunstwerk te kiezen. Enkele voorbeelden:
Colin U. Gill - Heavy Artillery, 1919
Drevil - Les quarante camoufleurs, 1916
Leon G.C. Underwood - Erecting a camouflage tree, 1919
Edward Alexander Wadsworth - Dazzle-Ships in Drydock at Liverpool, 1919
Edward Alexander Wadsworth - Dazzle-Ships in Drydock 1918 (houtsnede) (afbeelding)
Meer over de wisselwerking met kunststromingen zoals futurisme en vorticisme is te vinden in het boekje Dazzle Painting, kunst als camouflage en camouflage als kunst, Albert Roskam, uitgegeven bij de gelijknamige tentoonstelling in het Maritiem Museum in Rotterdam in 1987.


Het Canadian War Museum heeft vorig jaar een tentoonstelling gehouden over camouflage getiteld From Battlefield to Catwalk. De tentoonstelling liep tot september maar op de website zijn nog aardige dingen te vinden.
Ik vind het opvallend dat het War Museum een onderdeel is van het Canadian Museum of Civilization. Ze kijken daar toch heel anders tegen een militair museum aan dan bij ons. Oorlog als ondereel van beschaving. Bij ons is het eerder een tegenstelling.
http://www.civilisations.ca/cwm/exhibitions/exp/camo/camo01e.shtml

Als laatste wil ik verwijzen naar een interessante blog getiteld Camoupedia. Het is een voortzetting van een boek met dezelfde titel, Camoupedia: a compendium of research on art, architecture and camouflage, door Roy R.Behrens, Bobolink Books 2009.
De blog is in het leven geroepen om aanvullingen en nieuwe ontdekkingen te kunnen blijven publiceren na verschijnen van het boek.
http://camoupedia.blogspot.com/

Boekgegevens van het in dit artikel besproken boek:
DPM, Disruptive Pattern Material. An Encyclopaedia of Camouflage: Nature - Military - Culture. London 2004. ISBN 095434040x

Musée de la Grande Guerre du Pays de Meaux
http://museedelagrandeguerre.eu/fr

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives