zondag 26 september 2010

Duitse soldaten na 95 jaar teruggevonden


Zo af en toe worden nog wel eens gesneuvelde militairen uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. Deze zomer was het weer raak in de Franse Champagne. Het was dit keer geen opgraving voor een industriewijk, autosnelweg of kanaal. Een grote, met wortel en al omgewaaide boom had enkele jaren geleden al één lichaam aan het licht gebracht, en na metingen door Franse archeologen werden er onlangs nog zes aan toegevoegd. In dit stukje enkele gegevens over de identiteit van de soldaten en het verhaal achter hun lot.

Bij de in totaal dus zeven skeletten zijn twee identiteitsplaatjes gevonden, die duidelijk maken dat het hier gaat om soldaten van de 4e compagnie van Fusilier-Regiment 35. Het zijn Paul Brandt geboren in Roitzsch, Torgau op 27 april 1895, en Ernst Gehlsdorf uit Baruth geboren op 28 januari 1894. Het regiment is Brandenburgs maar Paul Brandt is blijkbaar later via een andere weg bij het regiment gekomen. Op zijn identiteitsplaatje staat het Rekruten-Depot 954 van het Ersatzbataljon van Infanterie Regiment 72 aangegeven, en dat correspondeert met Torgau, in Sachsen.
De regimentsgeschiedenis van Fusilier-Regiment 35 beschikt over een uitgebreide namenlijst van alle gesneuvelde officieren, onderofficieren en manschappen. Beide soldaten zijn niet alleen afkomstig uit dezelfde compagnie, maar ze zijn ook gesneuveld op dezelfde dag, wat het vermoeden doet rijzen dat alle soldaten op hetzelfde moment bij elkaar begraven zijn. De namenlijst uit de regimentsgeschiedenis geeft maar liefst 19 namen uit de 4e compagnie die 6 oktober 1915 als overlijdensdatum hebben.


Het regiment heeft op 4 oktober, dus twee dagen voor de overlijdensdatum, nog 700 nieuwe rekruten gekregen. Misschien maakten deze soldaten wel deel uit van die groep. Het zou heel tragisch zijn want dat zou betekenen dat ze slechts twee dagen aan het front zijn geweest. In totaal verloor het regiment op de 6e oktober 149 doden, 316 gewonden en waren 34 man onvindbaar verdwenen. Veel slachtoffers op dezelfde dag. Reden om eens te kijken wat er gebeurde op deze dag en op deze plek in de Champagne.

Gevechtshandelingen september-oktober 1915
Op 25 september 1915 was het grote Franse herfstoffensief van start gegaan met als doel een doorbraak te forceren in de nu al een jaar durende stellingenoorlog. Het Duitse front in de Champagne werd ingedrukt bij Souain, Tahure, Ripont en bij Massiges, maar nergens echt doorbroken. Na enkele dagen harde strijd nam de activiteit iets af om op adem te komen. De adempauze werd door beide partijen benut om uitgeputte en uitgedunde eenheden uit het front weg te nemen en te vervangen door nieuw aangevoerde troepen. Het Duitse Fusilierregiment 35 was op de 25e in allerijl vanuit Lotharingen op transport gesteld om het bedreigde front van het VIIIe Reservekorps te helpen versterken. De regimentssector was bij de Chausson Ferme, aan de voet van de Kanonenberg waar het regiment al een dag na aankomst in de strijd geworpen werd in een poging om hoogte 199 terug te winnen. Een onmogelijke opdracht. Uitgeput, in volledig onbekende omgeving, en volgens het verslag in de regimentsgeschiedenis ook nog onder vuur genomen door de eigen artillerie.
"... en ook de eigen artillerie schoot van achteren en uit de oostelijke flank, maar helaas vrijwel uitsluitend op de eigen infanterie. Omdat geen enkele verbinding naar achteren bestond kon hier niets aan gedaan worden. De zwakheid van de eigen artillerie werkte in dit geval in ons voordeel."
Het regiment verloor die dag 122 doden, 252 gewonden en 44 vermisten.
De daaropvolgende dagen probeerde het regiment te overleven in het aanhoudende Franse artillerievuur, in een gebied vrijwel zonder loopgraven, zonder draadhindernissen en zonder onderkomens. De Fransen vielen herhaaldelijk aan, ook in de aangrenzende sectoren, zonder er in te slagen echt door te breken.
Na dagen van regen kwam op 1 oktober voorzichtig de zon door, wat aan de ene kant verwelkomd werd door de soldaten, maar tegelijk ook de vijandelijke artillerie de gelegenheid bood om met waarneming vanuit de lucht de beschietingen op te voeren. Een zwaar Frans artillerie- en mijnenwerpervuur in de nacht van 5 op 6 oktober kondigde een nieuwe Franse aanval aan. 's Morgens vroeg verhevigde het bombardement tot trommelvuur in drie golven, twee van een kwartier en een van een half uur. De beschieting deed loopgraven instorten en twee machinegeweren raakten bedolven. Een derde machinegeweer werd onbruikbaar door een voltreffer van een mijnenwerper. De infanterieaanval begon om 6.20 uur Duitse tijd (5.20 uur Franse tijd)

Voor een gedetailleerd beeld van de aanval kunnen we gebruik maken van de Franse Journaux des Marches et Opérations (JMO), van de 32e divisie en van de twee regimenten die de aanval uitvoerden, het 143e en 80e Regiment Infanterie. Bij de divisie vinden we zelfs een paar kaartjes van de frontsector.


Het aanvalsplan voor de Franse infanterie ging uit van drie opeenvolgende aanvalsgolven, elke golf bestaande uit drie compagnieën van het 143e aan de rechterkant met als aanvalsdoel de Chausson Ferme en drie van het 80e op links met als doel het Bois du Marteau. De vijandelijke linies lagen dicht bij elkaar, maar een deel van de Duitse loopgraven liep over de achterliggende helling en was voor de Fransen niet zichtbaar. De Duitsers bezetten tevens de noordhelling van Mont Tétu (Hoogte 199). Aan weerszijden van het aanvalsterrein waren Duitse mitrailleuropstellingen, die de beide flanken konden bestrijken. Voor de Duitse linies was nauwelijks sprake van draadhindernissen, uitgezonderd voor de tranchée d'Ukermarck (Hohlweg).

Volgens het Franse aanvalsplan moest de artillerie tot middernacht schieten en daarna de intensiteit van het vuur langzaam verminderen om vlak voor begin van de aanval, om 5.10 uur weer in alle hevigheid los te barsten. Om 5.20 uur, het begin van de infanterieaanval moest dan het vuur verlegd worden naar de 2e Duitse linie. Op deze manier zou een verrassingseffect bereikt worden. Van dit plan kwam niet veel terecht omdat de artillerie van de naburige legerkorpsen zich er niet aan hield en de hele nacht doorging met schieten. De Duitsers meenden er zelfs drie fases met trommelvuur in te herkennen, wat helemaal niet gepland was.

De compagnieën op de beide vleugels van de aanval vielen na het verlaten van hun loopgraven onmiddellijk ten prooi aan geweer- en mitrailleurvuur vanuit de werken van de boyau d'Uckermarck en la Chenille. Ze leden gevoelige verliezen en konden niet anders doen dan blijven liggen waar ze op dat moment waren. De tweede aanvalsgolf, die slechts enkele seconden later vertrok, onderging hetzelfde lot. In enkele seconden waren alle commandanten van de aanvallende compagnieën gedood of gewond. De plotselinge stilstand van de aanval was niet alleen het gevolg van het Duitse mitrailleurvuur, maar werd ook veroorzaakt door het prikkeldraad, dat de artillerie niet had kunnen vernielen door hun ligging op de achterliggende helling. Om dezelfde reden waren ook de vijandelijke loopgraven nog intact.

In het midden van de aanval verliep de strijd iets anders. Deze compagnieën hadden het geluk dat ze een stuk loopgraaf voor zich had dat de vorige dag vernield was door een loopgraafmortier van 58 mm. Ze konden deze loopgraaf bereiken en oversteken. Ze verdwenen daarna uit het zicht achter de helling die afdaalde naar de Chausson Ferme en gingen verder naar het opgegeven doel, de noordelijke rand van het Bois de la Chenille. Ze werden toen echter in de rug beschoten door Duitsers die zich schuil hadden gehouden op de helling. Salvo's mitrailleurvuur kwamen van rechts- en linksachter, en een tegenaanval door reserves recht van voren. Al deze ver naar voren geraakte eenheden konden niet worden ondersteund en waren aan hun lot overgeleverd. Dat betekende hun einde. Uitgezonderd enkele geïsoleerde gevallen keerde van deze troepen die over de Duitse loopgraven heen waren gegaan niemand terug. Veel van hen zijn als gevangenen in handen van de Duitsers gevallen.
In de nacht keerden nog wat mannen, soms lichtgewonden, uit het voorterrein terug waar ze zich hadden kunnen schuilhouden. Alles bij elkaar was de aanval op niets uitgelopen en had vele verliezen gekost.
Bij het 143e zijn 36 doden, 129 gewonden en 152 vermisten. Bij het 80e zijn de getallen resp. 58 doden, 174 gewonden, 78 vermisten.


De Franse aanval was dus uitgelopen op een volslagen mislukking. Als hoofdreden hiervoor wordt het Duitse mitrailleurvuur genoemd, dat meteen aan het begin van de aanval vele aanvallers uitschakelde. Maar ook wordt de artillerie aangewezen, die de Duitse loopgraven achter de helling niet had kunnen raken. De schoten van de 75 mm vielen te kort en de spreiding van de munitie was erg groot, er waren te weinig zware batterijen, er was onvoldoende munitie, de verdedigingswerken van de tranchée d'Ukermarck waren niet of onvoldoende vernield, het verrassingseffect van de artillerie was verloren gegaan door zwijgen van de artillerie op het moment dat de beschieting het hevigst had moeten zijn. Verder werd als reden aangevoerd het te laat arriveren van het 58 mm loopgraafgeschut en de vermoeidheid van de troepen waarvan sommige al 6 dagen in de voorste linie zaten.

Als we de Franse en de Duitse lezing over elkaar leggen, dan zien we dat de delen van het 143e en het 80e die er in slagen om de Duitse loopgraven te bereiken, terecht komen op de grens tussen de 4e en 9e compagnie van Füsilier-Regiment 35. Naast deze twee compagnieën is er sprake van een tegenaanval waar de 3e compagnie aan deelneemt. We moeten er dus rekening mee houden dat nu gevonden slachtoffers uit deze drie compagnieën afkomstig kunnen zijn wat het aantal mogelijke namen in totaal op 68 brengt. Daar komt nog bij dat in de namenlijst van het regiment ook namen uit andere compagnieën vermeld worden die op deze dag en op deze plaats gesneuveld zijn, hoewel ze in de gevechtsverslagen niet genoemd worden.
Behalve de twee gevonden naamplaatjes zijn er nagenoeg geen mogelijkheden om de overige lichamen te identificeren. Na de opgraving door de Franse archeologen zijn de stoffelijke resten van de soldaten intussen overgedragen aan de Duitse gravendienst, die ze waarschijnlijk ter zijner tijd een plaatsje zal geven op een begraafplaats in de buurt. In deze regio is dat meestal Chestres. Maar of het met het grote ceremonieel gepaard zal gaan zoals we dat altijd bij de Engelsen zien, valt te betwijfelen.


De oorlogsdagboeken van Franse eenheden zijn te vinden op de site van het Franse militaire archief:
http://www.memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr/jmo/pages/index.html
JMO des grandes unités - voor brigades, divisies en hoger
JMO des régiments et bataillons - voor regimenten en kleiner
De Kriegstagebücher van de Pruisische eenheden zijn in april 1945 verloren gegaan bij een bombardement op Potsdam.

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives
Met dank aan Eric Marchal van de Association "La Main de Massiges" voor de foto's van de opgraving.

1 opmerking:

  1. Over 2 jaar is het precies 100 jaar geleden dat "de grote oorlog" begon en die 4 lange jaren zou duren. Als je bedenkt hoeveel vermisten er nog zijn, is het niet ondenkbeeldig dat er nog skeletten zullen boven komen. De aarde leeft trouwens. Men mag deze tragedie echter niet vergeten. Spijtig heeft de geschiedenis zich 22 jaar later herhaald.
    Het aantreffen van gesneuvelden is voor nabestaande familie toch een opluchting.

    BeantwoordenVerwijderen