dinsdag 13 juli 2010

Geen bommen op Den Haag


Ook steeds gedacht dat het afstoten van verantwoordelijkheden door de overheid iets was van de laatste jaren? Niets is minder waar. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog kon men er ook wat van. Door jarenlange bezuinigingen bij defensie waren veel gemeenten en bedrijven van mening dat zij onvoldoende beschermd waren tegen aanvallen vanuit de lucht. Na klachten hierover reageerde de politiek met de stelling dat degenen die zich zorgen maakten dan maar zelf luchtdoelgeschut moesten kopen omdat de overheid er geen geld voor had. En zo kon het gebeuren dat op meerdere plaatsen geld bijeen werd gezameld in een poging om de bescherming tegen luchtaanvallen enigszins op peil te brengen.
In Den Haag werd het Comité Luchtverdediging opgericht om geld in te zamelen voor de aanschaf van 9 batterijen met stukken van 2 cm luchtdoelgeschut. In het archief van het Legermuseum bevindt zich een (kopie van) een brochure van dit comité, getiteld "Geen bommenwerpers boven Den Haag".
Op de voorkant afgebeeld staat een kaart van Den Haag met de schootsbereiken van 13 batterijen die tezamen een volledige dekking van de stad laten zien. Vier van deze batterijen waren door de gemeente geplaatst, de aanvullende 9 moesten nu door de burgerij bij elkaar gesprokkeld worden. De kosten hiervoor bedroegen fl. 412470,-. Het comité had ook uitgerekend hoe iedere burger zijn steentje bij kon dragen. Als richtlijn gaf men aan dat het bedrag gehaald zou worden als iedereen op de volgende manier mee zou doen:
Een huurder van een huis diende 1 procent van zijn jaarlijks huurbedrag af te dragen. Een eigenaar van een huis kon helpen met 1 à 3 duizendste van de verzekerde waarde van eigendom en inventaris. Een hypothecaire schuldeiser moest meedoen met 1 duizendste van het hypotheekbedrag
Het comité vond dat een "betrekkelijk niet hoog bedrag, dat te vinden moet zijn en dat betrekkelijk makkelijk opgebracht kan worden als allen medewerken. En wie zou de afweer van het overal dreigende gevaar aan anderen willen overlaten?". Men zag het als een verzekering en stelde: "Het gevaar dat uw huis bij een bombardement getroffen wordt is groter dan het risico dat uw huis in vredestijd afbrandt". Als afschrikwekkend voorbeeld werd bovendien het bombardement op Barcelona aangedragen waar de bommenlast van een enkele bommenwerper gemiddeld 63 slachtoffers had geëist.

In het boek van E.H.Brongers, "De slag om de residentie", staat de tekst van een krantenadvertentie uit de Haagse Courant van 28 september 1939, van hetzelfde Comité Luchtverdediging:
"Collecte voor den aankoop van luchtdoelgeschut. Vrijdag en zaterdag zal Den Haag zijn gave offeren voor de aankoop van luchtdoelgeschut. U weet allen waarom het gaat. Bescherm Uw stad, Uw huis, Uw gezin tegen het gevaar uit de lucht. Uw gave komt ten bate van het Comité Luchtverdediging Den Haag - giro 10428"

Met het ingezamelde geld zou defensie de vuurmonden aankopen en de stukken werden rijkseigendom (zo kom je ook aan je spullen). Defensie deed er dan nog wel uit eigen zak wat munitie bij, en zorgde voor instructeurs voor de training van het bedienend personeel. Dit personeel moest geregeld worden door gemeente en bedrijven zelf en waren veelal vrijwillige personeelsleden van de bedrijven die daarvoor in hun eigen tijd moesten oefenen. Ze kregen wel de militaire status en een Nederlands militair uniform.
Op tal van plaatsen in het land kwam op deze manier een luchtverdediging tot stand onder de noemer Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst. Den Haag kon bij het uitbreken van de oorlog beschikken over 11 vuurmonden, maar de training van het personeel was nog onvoldoende van de grond gekomen. Delft was het verst gevorderd met 12 vuurmonden verdeeld over 5 pelotons, die op de eerste oorlogsdag zeker 16 vliegtuigen hebben neergeschoten.

Herinneringstegel Luchtafweerdienst Delft


Van deze afdeling Delft nu, heeft het Legermuseum een interessante herinneringstegel, waarvan in het archief ook de schenkingspapieren bewaard zijn. Het bord is op 11 augustus 1940 geschonken door de commandant, de Reserve Kapitein der Speciale Diensten C.M.Hage uit Delft. Hij vermeldt in de begeleidende brief dat de tegel uitgereikt is aan alle vrijwilligers van de afdeling Delft van het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst. Hij wijst op de actieve rol die de eenheid gespeeld heeft in de oorlog en heel fijntjes merkt hij op "dankzij de medewerking van den vijand kunnen wij terugzien op 16 afgeschoten vliegtuigen".
Opmerkelijk is dat het bord al zo kort na de gebeurtenissen in 1940 vervaardigd is. Blijkbaar werd er door de bezetter geen kwaad in gezien dat er een feit herdacht werd dat op 10 mei 1940 zo nadelig voor hem was geweest. Of ze hebben het gewoon niet in de gaten gehad wat hier nu eigenlijk herdacht werd.
De heer Hage geeft in zijn brief nog een mooie beschrijving van de tegel:
"Het silhouet van de gemeente Delft met op den achtergrond een dreigende wolk. In de blauwe hemel boven den stad strekken de beschermende vleugels van de Lucht Afweer Dienst zich uit. De tegel werd uitgevoerd door de Porceleyne Flesch te Delft en is ontworpen door den teekenaar L.Senf van deze fabriek. De tegel is niet in den handel verkrijgbaar. Ieder exemplaar is aan de achterzijde voorzien van de handteekening van den commandant."
De vrijwilligers van het korps waaraan de tegel werd uitgereikt, waren vooral medewerkers van enkele grote bedrijven, o.a. Calvé. De commandant Cornelis Marius Hage was zelf directeur van de Lijm- en Gelatinefabriek in Delft.
Als klein zijsprongetje zij nog vermeld dat mevrouw Anna Maria Hage-Koekebacker, de echtgenote van de commandant, vanaf 1940 jaarlijks op 10 mei een krans bij het monument voor de gevallenen heeft gelegd tijdens de dodenherdenking in Delft. Na de bevrijding werd deze traditie aangevuld met een toespraak van de heer Hage zelf en kransleggingen van oud-strijders.

Met dit verhaal zijn vier Legermuseum bronnen aan elkaar geknoopt, te weten:
De brochure van het Comité Luchtverdediging Den Haag bevindt zich in het dossier van de tentoonstelling "Mobilisatie 1939-1940" uit 1989, met archiefreferentie 0864
Archiefreferentie omtrent de schenking van de herdenkingstegel LAD Delft is 0831-0017 en deze brieven zijn tevens gedigitaliseerd.
De herinneringstegel is museumobject 067605
Zie voor informatie over het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst het artikel met dezelfde titel in Armamentaria 21 van W.A. Feitsma.
Online beschikbaar op http://www.collectie.legermuseum.nl/sites/strategion/contents/i004555/arma21%20vrijwillig%20landstormkorps%20luchtafweerdienst.pdf

Aris de Bruijn
The Legermuseum Archives

2 opmerkingen:

  1. Deel 1.

    Gefeliciteerd met je stage bij het Legermuseum. Leuk dat je deze twee objecten met elkaar in verband hebt gebracht. De tegel kende ik overigens nog niet. Is genoteerd.

    Ik doe onderzoek naar het onderwerp waarover jij schrijft. De term voor het particuliere initiatief is 'vrijwillige luchtafweer'. De juiste schrijfwijze van de naam van de organisatie is: Vrijwillige Landstorm Korps Luchtafweerdienst. In het oktobernummer van Terugblik '40-'45 staat een artikel over het onderwerp van mijn hand. Zie de literatuurlijst hieronder voor meer verwijzingen.

    Ik reageer vanwege de historische parallel die je trekt. Jij noemt vrijwillige luchtafweer een voorbeeld van het 'afstoten van verantwoordelijkheden door de overheid', met de nadruk op afstoten. Die parallel is op zich juist. Met de huidige omvang van het publieke domein in gedachte lijkt een particulier defensie-initiatief inderdaad een vreemde zaak. Helaas kun je politiek in de twintigste eeuw omschrijven als een fase van gestage groei van het publieke domein. Steeds meer onderwerpen werden en worden beleidsterrein van de overheid. Voor de Tweede Wereldoorlog hadden we echter nog te maken met een kleine overheid en een beperkt publiek domein. Daarom klopt je parallel uiteindelijk niet.

    Tegenwoordig kennen we een terugtredende overheid, al lijkt dat vooral op een ambitie. Voor de Tweede Wereldoorlog was er juist een terughoudende overheid die huiverig was om om het publieke domein te vergroten ten koste van het particuliere domein. Overheid en burger waren bovendien, meer dan nu het geval is, gericht op eigen verantwoordelijkheid van de burger. Eerst zelf regelen, daarna pas naar de overheid kijken. En dan nog mits het algemeen belang ermee was gediend. Er was veel plaats voor het maatschappelijke middenveld. Dat is tegenwoordig helemaal uit beeld.

    De belangrijkste en tegelijk moeilijkste taak van een historicus is om historische gebeurtenissen te bestuderen in de context van de eigen tijd. Onderwerpen die aan de periode van de Tweede Wereldoorlog gerelateerd zijn en voorafgaan, hebben het bijkomende nadeel dat de oorlog zijn schaduw achteruitwerpt. Daarmee bedoel ik dat nogal wat historische onderwerpen worden beoordeeld met de wetenschap achteraf en met name met de wetenschap wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog uiteindelijk allemaal gebeurd is. Oppassen dus met waardeoordelen die ontleend zijn aan de eigen tijd. Gebruik nieuwsgier en verbazing juist weer wel als insteek om parallellen en verschillen te onderzoeken en gebeurtenissen te duiden.

    Lees verder in deel 2.

    Literatuur:
    Een artikel over de vrijwillige luchtafweer van Leiden verschijnt eind 2011 in Leids Jaarboekje.
    W.H.M. de Natris, Vrijwillige Luchtafweer 1938–1940 Terugblik '40-'45, (2010), nr. 10.
    W.H.M. de Natris, Een paraplu voor Amsterdam : 1 miljoen voor een Amsterdamse luchtafweer 1940 Jaarboek Amstelodamum, Jrg. 95 (2003), p. 142-177.
    W. Klinkert, R.U.M.M. Otten, J.F. Plasmans, 75 jaar luchtdoelartillerie 1917-1992 (Den Haag 1992).
    W.H.M. de Natris, Vrijwillige luchtafweer : De Vereeniging voor Nationale Veiligheid en het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst 1938-1940, Nijmegen 1989.
    W.A. Feitsma, Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst Armamentaria, Jrg. 21 (1986), p. 56-65.
    C.A. de Bruijn en A.C. Verschoor, Gedenkboek voor de Vrijwillige Landstormkorpsen Luchtwachtdienst en Luchtafweerdienst (Leiden 1949).

    Internet:
    - Gedigitaliseerd filmmateriaal zie: www.VPRO.nl/Geschiedenis/.
    - Gedigitaliseerde kranten zie: kranten.kb.nl, leiden.courant.nu.
    - Korpskalender korps luchtdoelartillerie zie: www.luchtdoelartillerie.nl/index.php?pageID=Korpszaken&SubID=Korpskalender.

    Wim de Natris
    De Natris Erfgoedprojecten
    wim@denatris.nl

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deel 2.

    In het eerste deel liet ik zien dat de overheid voor de Tweede Wereldoorlog een terughoudende overheid was en dat daarom je parallel met een overheid die taken afstoot niet helemaal klopt. Hieronder meer over de particuliere luchtafweer van het Vrijwillige Landstorm Korps Luchtafweerdienst.

    Sinds de jaren twintig bestond er toenemende angst voor het zogenaamde 'luchtgevaar', oftewel bombardementen door vliegtuigen. De angst was vergelijkbaar met de 'bomb scare' tijdens de Koude Oorlog. Dat de verdediging van militaire doelen tot de taak van het ministerie van Defensie hoorde, was toen ook al duidelijk. Burgerdoelen en economische doelen mochten volgens het landoorlogrecht niet aangevallen worden. Dat deze doelen in een volgende oorlog onvermijdelijk aangevallen zouden gaan worden, was echter duidelijk. Verdediging van burgerdoelen en economische doelen – lees steden en fabrieken – tegen luchtaanvallen was dus een nieuw fenomeen. Duidelijk was dat ze verdedigd moesten worden. Wiens verantwoordelijkheid dat moest zijn, was dat nog niet.

    Twee vooroorlogse voorbeelden van eigen verantwoordelijkheid en particulier initiatief op het gebied van veiligheid. Luchtbescherming – schuilkelders, brandweer, ziekenwagens – was voor de Tweede Wereldoorlog volgens de Luchtbeschermingswet van 1936 een taak van de gemeenten, niet van het rijk. Er bestond een particuliere organisatie die ijverde voor een betere luchtbescherming: de Nederlandsche Vereeniging van Luchtbescherming (NVL). Dit werd bij wet de enige organisatie en groeide in de loop van 1939-1940 uit tot een enorme organisatie met honderden plaatselijke afdelingen en een ledental in de richting van de twee honderdduizend. De gemeentelijke Luchtbeschermingsdiensten werden bemand door vrijwilligers.
    Een tweede voorbeeld. Begin 1938 ontving het ministerie van Defensie honderdduizenden guldens aan particuliere donaties met het verzoek om die te besteden aan de verbetering van de Nederlandse defensie. Alleen het idee al zouden wij tegenwoordig absurd vinden.

    In een context waarin veel plaats is voor eigen verantwoordelijkheid en particulier initiatief is vrijwillige luchtafweer nog niet zo'n gek idee. Het was dan ook een idee van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid. Vrijwillige luchtafweer werd gezien als een aanvulling op luchtbescherming en werd ook wel aangeduid met de niet helemaal correcte term 'actieve luchtbescherming'. Luchtbescherming heette ook wel met 'passieve luchtbescherming'. Er was nogal wat verwarring over de terminologie. Overigens vonden veel tijdgenoten dat de veiligheid van burgerdoelen en economische doelen juist wel een taak van de rijksoverheid zou moeten zijn. Dus dat je belangstelling voor het onderwerp is gewekt, is meer dan terecht.

    Wim de Natris
    De Natris Erfgoedprojecten
    wim@denatris.nl

    BeantwoordenVerwijderen